A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 2 Het ontstaan van menselijke samenlevingen
47
hebben), hebben bijvoorbeeld een heel prettig leven. Ze hoeven niet meer dan een uur of
drie, vier per dag voedsel te verzamelen. Er groeit bijvoorbeeld een soort noten, die heel
voedzaam zijn en goed bewaard kunnen worden. De rest van de dag brengen ze door met
uitrusten, praten, muziek maken en verhalen vertellen.
Sommige van die volken houden af en toe een gezamenlijke drijfjacht, waarvoor zij kuilen
graven en netten spannen; de drijfnetten zijn gemeenschappelijk bezit van de vrouwen en de
mannen samen. Daarnaast hebben de mannen speren en voor de individuele mannenjacht:
een eigen speer.
Deze mensen hebben altijd genoeg te eten, omdat hun bestaan zo zorgvuldig op hun
omgeving is afgestemd. Zij weten alle mogelijkheden uit te buiten; en zij zijn heel voorzichtig.
Ze eten nooit alles op, ze laten altijd iets staan, als reserve voor tegenslagen. En zij krijgen
niet meer kinderen dan nodig is om de groep op peil te houden. Iedere vrouw dus in principe
twee. Dat is ook heel prakties: als je vier uur op een dag moet lopen kun je hoogstens één
kind dragen of aan de hand meenemen. Voor je het volgende krijgt, moet het eerste
zelfstandig zijn. Dat betekent tussenpozen van minstens een jaar of zeven. In sommige
gevallen zijn de perioden waarin vrouwen geen seksueel kontakt mogen hebben nog langer.
Misschien is geboortebeperking of het vermijden van seksueel kontakt op een bepaalde
leeftijd een overlevingsgewoonte, die van de vroegste tijden is overgebleven. Als een
bepaald gebied een bepaalde groep mensen kan voeden, zou bij uitbreiding van de
bevolking iedereen in gevaar komen. Uitbreiding van gebied helpt niet; er zit een grens aan
de afstanden die je lopend kunt overbruggen.
In zulke omstandigheden blijft dus veel tijd over voor sociaal kontakt, voor spelletjes en
feesten. En dan wordt het jagen sociaal nuttig, juist omdat het onalledaags is, als het iets
opbrengt. De spanning: hebben ze iets gevangen of niet? De afwisseling van het voedsel, de
ene keer konijn, de andere keer antilope. Een prachtige reden om feest te vieren. De mens
leeft tenslotte niet bij brood alleen!
En daarmee is de basis gelegd voor de grondverdeling tussen vrouwen- en mannenwerk, die
nu nog bestaat: vrouwen werken, mannen spelen.
De broederschappen vormen echter ook de basis voor gevaarlijke spelletjes. De broeders
die elkaars bloed vermengd hebben zijn samen één. Dat betekent dat zij, als er een van hen
gewond of gedood wordt, allemaal gekwetst zijn, dat er een stuk uit hun vlees gesneden is.
Als een andere groep mannen dat gedaan heeft - of als zij dat denken moet dat vlees
teruggehaald worden: één van de mannen van de andere groep moet ook gewond of gedood
worden.
Bij verzamelaarsvolken die in kleine groepjes in een onmetelijke ruimte leven, zullen
dergelijke gevechten niet zo vaak voorkomen. Maar als de wereld dichter bevolkt wordt, en
door spanningen in de clans de angst voor de tovenarij van vijandige groepen alsmaar
toeneemt; gaat de bloedwraak steeds belangrijker worden; hij kan dan gaan leiden tot de
eerste vormen van oorlog.
Moderne mensen: vanaf 30.000 v .Chr.
We hadden al gezegd dat in de tijd dat de mensheid zich in steeds wisselende
weersomstandigheden over de 'oude wereld' (Europa en Azië) verspreidde, talloze
verschillende 'kulturen' moeten zijn ontstaan en ondergegaan. Omdat er zo weinig van
overgebleven is konden we daar alleen een paar tamelijk algemene dingen over zeggen.
Vanaf ongeveer 30.000 jaar v.chr. krijgen we heel wat meer houvast.
De Neanderthalsters zijn dan verdwenen. Niemand weet of ze zijn uitgestorven of door een
andere mensen soort verdrongen; tegenwoordig vindt men het heel aannemelijk dat ze zich
zelf verder hebben ontwikkeld tot de nieuwere mensensoort, de 'homo sapiens' (wetende
mens), die uiterlijk in geen enkel opzicht van ons verschilt.