Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
11
Een Morele Noodzaak
Om vijf uur ging Eunice Fairweather naar boven om zich te verkleden voor het gezellige
avondje rond de kerstboom dat 's avonds gehouden werd in de pastorie ter gelegenheid van
Kerstavond. De hele dag was ze druk met de voorbereidingen in de weer geweest. Ze was de
dochter van de dominee en moest daarom aktief deelnemen aan zulke gebeurtenissen.
Ze aanvaardde het, zoals gewoonlijk, loyaal en energiek, maar al sinds haar kindertijd - en ze
was nu vijfentwintig - waren er tijden geweest dat de sociale verplichtingen, die ze door haar
geboorte had meegekregen, vermoeiend en vervelend voor haar waren. Vandaag was dat ook
zo. Ze had geduldig en nauwgezet zijden zakjes met verschillende kleuren sajet genaaid en ze
met snoepgoed gevuld. Ze had popcorn aan een draad geregen en de pakjes gemerkt die sinds
het aanbreken van de dag van alle kanten waren komen binnenstromen. Ze had een
vooraanstaande rol gespeeld te midden van de groep onvermoeibare vrouwen die altijd
aanwezig was op zulke gelegenheden en als dochter van de dominee had ze dapper haar werk
gedaan. De laatste van de ijverige, babbelende vrouwen waarmee ze had gewerkt repten zich
nu echter naar huis en uit iedere beweging van hun met sjaals bedekte schouders sprak het
plezierige gevoel dat ze belangrijk werk hadden gedaan.
Ze zouden zich pas om ongeveer half zeven terug haasten; en de boom prijkte in volle glorie
in de zitkamer van de pastorie, zich niet bewust van de indruk die hij maakte.
Eunice was naar boven gegaan in het vaste voornemen om zich direkt voor de feestelijke
gelegenheid te kleden en dan snel weer naar beneden te gaan om klaar te staan als ze ergens
nodig was. Haar moeder was zwak en was de hele dag op haar kamer gebleven om zichzelf op
de avond voor te bereiden. Bij deze gelegenheden was haar vader nutteloos, er was geen
bediende en alle verantwoordelijkheid kwam op haar neer.
Maar ze veranderde van voornemen; ze sloeg een oude geruite sjaal om zich heen en ging op
bed liggen om een paar minuten uit te rusten. Ze deed haar ogen niet dicht, maar bestudeerde
lui de vertrouwde details van de kamer. Hij was klein, de pastorie was maar een klein huisje
met aan de ene kant een overhangend dak. Er was een raam met een wit katoenen gordijntje,
met kwastjes en opgenomen door een oude porseleinen knop waarop een schilderijtje
geschilderd was. Die knop met zijn kleine, felgekleurde landschapje had ze als kind al
prachtig gevonden. Zelfs nu keek ze er nog met interesse naar en de sprookjesachtige magie
ervan was in haar ogen nog niet helemaal verdwenen. Op de muren van het kamertje zat
behang met een onregelmatig patroon. De eerste glans had het verloren, want ook die was
verbonden met Eunice's kinderjaren, maar in een bepaald licht was er een satijnen glans en
een blauwe lijn zichtbaar. Het oorspronkelijke patroon had bestaan uit blauwe rozen op een
satijnachtige ondergrond. Mooi was het nooit geweest, maar wel erg vertrouwd. Op de grond
lag een erg oude strooien mat. Er lag een zelfgevlochten kleedje voor de bedstee en ook één
voor het grenen bureau dat vol vlekken zat. Er waren een paar verwoede pogingen gedaan om
de muren op te fleuren; een houten brievenstandaard, een spreuk geborduurd met sajet, een
vrolijk prentje van een bijzonder keurig meisje, dat een trouw hondje vasthield.
Dit laatste, in zijn schitterende eenvoud, was geen kunstwerk, maar Eunice had er altijd van
gehouden. Ze was een behoudend iemand. Zelfs na haar jaar op het seminarie, waarvoor het
geld vijf jaar geleden bij elkaar geschraapt was, had ze nog steeds hetzelfde bewonderende
vertrouwen in alle openbaringen uit haar kindertijd. Toen ze weer naar huis terugkeerde zag
het er net zo mooi uit als eerst; ze werd niet plotseling geschokt door de lelijkheid ervan, die
zij vroeger doordat het zo vertrouwd was niet had opgemerkt.
Ze lag rustig, de sjaal over haar gezicht getrokken, zodat alleen haar kalme, lichtbruine ogen
zichtbaar waren. De kamer was akelig koud. Ze had nooit de haard aan; een brandende haard