A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 9 Verzorgingsstaat, monopoliekapitalisme en fascisme
187
onbeperkte verlengen van de arbeidsdag zoveel mogelijk aan de arbeidskracht te verdienen.
De winsten kwamen nu uit het steeds verder verdelen en mechaniseren van de arbeid.
In dit proces veranderde ook het kapitalistiese systeem van karakter. De konkurrentie tussen
de verschillende kapitalisten werd steeds ongelijker. Wie veel kapitaal had kon steeds
makkelijker de andere wegkonkurreren, door als eerste de nog snellere machines aan te
schaffen. In de krisissen die om de tien jaar plaatsvonden gingen alle ondernemers met
verouderde machines failliet; of ze werden door de konkurrenten opgekocht. De suksesvolle
kapitalisten waren op weg naar het ondernemers paradijs: het monopolie.
Een monopolie betekent letterlijk dat er van een bepaald produkt maar één verkoper is, die
omdat hij geen konkurrent en heeft in principe zijn eigen prijzen kan vaststellen (totdat de ko-
o-p-st-ers de prijs zo hoog vinden dat ze maar besluiten het verder zonder zijn produkt te
doen). Zo'n paradijselijke situatie is natuurlijk niet zo gemakkelijk te bereiken: de monopolist
moet kunnen verhinderen dat anderen, aangetrokken door de grote winsten, ook dergelijke
produkten gaan maken. Een tijdelijk monopolie is mogelijk in geval van een nieuwe
uitvinding, waarop 'oktrooi' is verkregen. Dan mag, zolang dat oktrooi geldt, niemand de
uitvinding gebruiken. Maar om de techniese vooruitgang te bevorderen laat de wetgever dat
oktrooi na een jaar of tien vervallen; dan gaat bijvoorbeeld iedereen meteen papieren
koffiefilters maken en moet er weer iets nieuws uitgevonden worden.
De grote kapitalisten gebruiken bij hun opslorping van kleine kapitalisten dan ook allerlei
andere middelen. Wanneer er in een bepaalde produktietak nog maar een paar bedrijven zijn
overgebleven, kunnen zij afspreken zich samen als een monopolist te gaan gedragen, door
bijvoorbeeld samen de prijzen vast te stellen en niet meer te konkurreren: dat is een kartel.
Dat gebeurt juist in produktietakken waar veel kapitaal geïnvesteerd moet worden en de
kleintjes toch al niet veel kans hebben. Zo werden rond de eeuwwisseling kartels gemaakt in
de olie-industrie, de staalindustrie en de nieuwe chemiese en elektroniese industrie. En
omdat dergelijke bedrijfstakken produkten leveren die voor de rest van de industrie
onmisbaar zijn, zijn hun mogelijkheden tot prijsopdrijving, en dus ook hun winsten giganties.
Ter bescherming van andere kapitalisten probeerde de overheid wel tegen dergelijke kartels
op te treden; in de Verenigde Staten werden er bijvoorbeeld in het begin van deze eeuw
series anti-trust-wetten (een trust is een kartel) gemaakt, zonder dat die overigens veel
resultaat hadden. Niemand durfde de kartels werkelijk aan te pakken en in geval van nood
werden de ambtenaren die de wetten moesten uitvoeren gewoon omgekocht. (Het
Amerikaanse staatssysteem was veel meer dan het Europese op korruptie gebaseerd).
De naamloze vennootschap; dochter- en houdermaatschappijen
Het belangrijkste middel tot 'konsentratie' van kapitaal, dus tot het bijeenbrengen van grote
hoeveelheden kapitaal, is echter het konstrueren van verbanden tussen naamloze
vennootschappen, of N.V.'s. Al in de 17
e
eeuw kwamen we de vennootschap-op-aandelen
tegen als veilige vorm van geldbelegging. Het 'kontrakt' waarmee zo'n veilige overeenkomst
tussen de verschillende oprichters van een onderneming werd gesloten, werd halverwege de
19
e
eeuw verder geperfektioneerd: de 'aandeelhouder' is vanaf dat moment niet vèrder
aansprakelijk voor de schulden die de N.V. maakt, dan tot het bedrag van zijn eigen aandeel.
Als er een N.V. failliet gaat zijn de aandeelhouders wel het bedrag dat zij ooit voor hun
aandelen betaald hebben kwijt, maar de schuldeisers blijven met de schulden zitten; er is
niemand op wie ze die kunnen verhalen.
De 17
e
eeuwse vennootschappen waren voornamelijk opgericht voor riskante
handelsondernemingen; de 19
e
eeuwse naamloze vennootschappen voor produktie-
ondernemingen. De kapitalistiese produktiewijze veranderde er ingrijpend door. Vóór die tijd
waren er vooral individuele ondernemers, die het kapitaal dat ze met handel, huisindustrie of
manufaktuur hadden 'geakkumuleerd' (opgehoopt) omzetten in fabrieken met machines. Nu
werden individuele ondernemers steeds meer vervangen door anonieme, onbekende
aandeelhouders, die dikwijls hun risiko spreidden door hun geld in aandelen in verschillende