A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 10 Monopolistiese samenlevingen in koude oorlog met het kommunisme;
de harmoniese manschappij
212
wordt het belastinggeld aan huizen uitgegeven of aan defensie? - nee, politiek was een zaak
van ekonomiese wetenschap geworden. De diskussie tussen politieke partijen met
tegenstrijdige belangen werd vervangen door een diskussie tussen professoren in de
ekonomie. Het ging niet meer over de rechtvaardige verdeling van arbeid en de opbrengsten
daarvan; het ging erom 'hoeveel de ekonomie kon dragen'. Niemand kon daarover oordelen,
die er niet in gestudeerd had, want de argumenten van de politieke diskussie waren allemaal
technies-wetenschappelijk geworden.
Konfessionelen, liberalen en sociaal-demokraten, allemaal geloofden ze in de
wetenschappelijke oplossing van maatschappelijke problemen - maar de sociaal-demokraten
het meest. In de eerste plaats trokken zij zich het meest aan van de problemen (waar over
het algemeen alleen arme mensen last van hebben) en ten tweede vonden ze dat het de
taak van de staat was om die problemen op te .lossen, via 'planning' en 'beleid'. Dat kon
natuurlijk niet zomaar. Dat moest op een verantwoorde manier gebeuren, daar moesten
'technieken' voor ontwikkeld worden, met een aparte denktrant en een apart taalgebruik -
zodat de 'gewone mensen' er niet meer over konden meepraten.
Zij vergaten dat er in een kapitalisties systeem maar één ding is dat je echt kan uitrekenen:
winst. Daar zijn feilloze boekhoudkundige metodes voor: als de kosten groter zijn dan de
opbrengst, is er verlies geleden, dan moeten de kosten verlaagd of de prijzen verhoogd. Het
overbrengen van dergelijke rekenmetoden naar het besturen van een samenleving leidt tot
idiote resultaten, omdat de bedoeling van dat besturen natuurlijk
niet is om winst te maken.
Als het werkelijk de bedoeling van de overheid was om mensen een beter leven te
verschaffen, zouden er volstrekt nieuwe wetenschappen moeten worden uitgevonden, met
heel andere uitgangspunten en denkmetoden. Maar dat gebeurde niet; er kwamen
integendeel steeds meer wetenschappen om mensen aan te passen aan de eisen die door
de manschappij aan ze gesteld werden. En de overheid trok steeds meer ambtenaren aan
om dat aanpassingsproces te voltrekken. De overheidsburokratieën groeiden met de dag.
De burokratieën
We hebben het burokraties organisatiemodel de afgelopen eeuwen, sinds de heerschappij
van de absolute vorsten, al zien groeien. Het uitgangspunt zijn vaste, onpersoonlijke,
wetenschappelijke regels, die de taken en bevoegdheden van alle deelnemenden
beschrijven. De organisatie is vertikaal: boven staat één man die alle bevoegdheden heeft en
verantwoordelijk is voor alle taken; die taken worden dan onderverdeeld over een aantal
ondergeschikten, die ook weer hun eigen bevoegdheden krijgen om opdrachten te geven
aan nog lagere ondergeschikten. Een pyramide van mensen dus, waarin precies geregeld is
wat iedereen mag doen. Ze krijgen een salaris - ze mogen dus geen belasting afpersen om
een nieuwe auto te kopen. Alles wat ze doen moet in het algemeen belang zijn. Evenmin als
de arbeid-st-ers zijn ze eigenaars van de gebouwen en de typmachines; evenals de arbeid-
st-ers zijn ze onzelfstandig en afhankelijk van de organisatie, van de bevelen van hun
superieuren.
Het verschil met de arbeid-st-ers is dat de meesten van hen wèl ondergeschikten hebben -
vandaar dat het 'witte-boorden-proletariaat' zich, zeker in de vijftiger jaren, een heel ander en
beter soort mens voelde dan de arbeid-st-ers. Zij voelden zich leden van de middenklasse,
en waren trots op hun schone handen, ook als ze minder verdienden dan een geschoolde
arbeider.
Die 'nieuwe middenklasse' breidde zich in de vijftiger jaren met een enorme snelheid uit; niet
alleen bij de overheid maar ook in het bedrijfsleven groeide het administratieve en
koördinerende werk voortdurend, vanwege de steeds doorgaande arbeidsdeling. In het
bedrijfsleven werd 'het algemeen belang' als richtinggevende en samenbindende kracht
vervangen door 'het belang van het bedrijf' of 'de geest van Philips', of dat soort leuzen