A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 11 De zestiger jaren en de tweede feministiese golf
228
manier gingen er procentueel veel meer negers dan blanken naar Vietnam, en naar de
gevaarlijke plekken.
Steeds meer bleek dat er eigenlijk niet eens welvaart was: alle negers waren arm; alle
Puertorikanen en Mexikanen en alle andere immigranten ook; het waren allemaal doodarme
boeren of arbeiders. En verder ontdekte de middenklasse-jeugd dat de mensen die wèl
welvarend waren, helemaal niet gelukkig waren. De mannen niet - vanwege de ijzeren druk
van de karriëre, konkurrentie en hypotheek - en de vrouwen niet vanwege alles.
Er ontstond een massale 'movement' die zich afzette tegen alle kenmerken van het
dagelijkse middle-class leven; tegen orde en gezag, tegen karriëre en status. 'Make love not
war', was het motto dat de ontevredenheid over het dagelijkse leven verbond met de strijd
tegen de Vietnamese oorlog.
Nette kleding werd afgeschaft: iedereen was gelijk in jeans. Er werd hasj gerookt om wat
zachter en rustiger te worden. En de rest van de gedachten aan de burgerlijke werkelijkheid
werd met popmuziek stilgelegd.
Er zaten in deze beweging, die geen organisatie en geen programma had, heel wat
tegenstrijdigheden. Er zat een konsumptieve kant aan, maar ook een politieke. Die politieke
kant bestond niet alleen uit gerichte akties tegen het gezag, zoals het verbranden van
oproepkaarten voor de dienstplicht in Vietnam, of het houden van demonstraties voor
rechten van zwarten of tegen de oorlog; en ook niet alleen uit het op gang zetten van een
bewustwordingsproces over het gewelddadig karakter van het gezag, al was dat een heel
belangrijk element. In Nederland wist de Provobeweging via volstrekt onschuldige akties -
zoals het uitdelen van krenten aan voorbijgangers - de politie, in opdracht van de
burgemeester, zover te krijgen dat zij met honden, schilden en knuppels de menigte uit
elkaar gingen slaan. De politieke bedoelingen van de 'movement' gingen veel verder:
wanneer mensen zich niet meer zouden storen aan alle geboden en verboden van de
samenleving, wanneer ze zouden weigeren verder nog aan konkurrentie en onderdrukking
mee te doen, zouden ze het systeem zèlf ondermijnen. De jeugd zou naast de bestaande
samenleving een nieuwe kultuur opbouwen, met andere omgangsvormen en een andere
mentaliteit, en de oude kultuur zou geleidelijk afsterven.
Dat is de teorie van de 'kulturele revolutie'. Hij was afkomstig uit de gedachtenwereld van
anarchisten en neo-marxisten. Anarchisten hadden altijd al de organisatie in kleine groepen
bepleit, om het ontstaan van hiërarchie en onderdrukking te voorkomen. Neo-marxisten
hadden al voor de oorlog (in Frankfurt) onderzocht, hoe het kapitalistiese systeem doorwerkt
in de gevoels- en leefwereld, hoe autoritaire persoonlijkheden en fascisme kunnen ontstaan.
Eén van die neo-marxisten, die naar Amerika gevlucht was en daar doorgegaan was met de
samenleving te analyseren, werd nu plotseling populair: Marcuse.
Volgens Marcuse was de mensheid in een soort vicieuze cirkel geraakt. De beheersing van
de natuur en van andere mensen was dolgedraaid, een doel in -zichzelf geworden. Hetzelfde
was gebeurd met de zelfbeheersing, die voor iedere vorm van beschaving nodig is: de
moderne persoonlijkheid was helemaal gevormd door zelfonderdrukking. Freud had al in
1939 hetzelfde gezegd, alleen in een andere formulering. In zijn 'Onbehagen in de kultuur'
zei hij dat de doodsdrift van de mens de liefde helemaal aan het verdringen was. Dat de
enige manier om aan de vernietiging van de hele mensheid te ontsnappen, was om de liefde
(de eros) te versterken in zijn strijd tegen de dood (thanatos).
Marcuse vulde dat betoog aan met een marxisties argument. Hij zei dat er zulke goede
machines en fabrieken waren dat het onzin was om door te gaan met de ouderwetse
onderdrukking. De ontwikkeling van de produktiekrachten maakte immers een veel prettiger
manier van leven mogelijk. Hij zei dat mensen moesten stoppen met al die produktiviteit te
verspillen aan bewapening, nutteloze goederen en aan het onderdrukkingsapparaat zelf. Als
de welvaart eerlijk verdeeld werd was er voor iedereen genoeg.
De welvaart zoals die nu bestond had mensen opgeleverd die alleen nog maar aan materiële
zaken konden denken of in termen van materiële zaken; mensen zonder verleden, zonder