Navigation bar
  Print document Start Previous page
 229 of 270 
Next page End 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234  

A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 11 De zestiger jaren en de tweede feministiese golf
229
toekomst, zonder kennis van het verschil tussen kwaliteit en kwantiteit: 'ééndimensionele
mensen'.
Nu had Marx ook al voorspeld dat met de ontwikkeling van het kapitalisme langzaam allerlei
zaken, die helemaal niets meer te maken hebben met door mensenhanden geproduceerde
goederen, wèl het ruilkarakter van dat soort produkten zouden krijgen: 'Zaken, die op zichzelf
geen waren zijn (bijvoorbeeld het geweten, de eer, enzovoort), kunnen door hun bezitters
tegen geld worden verkocht en op die wijze door hun prijs de warenvorm krijgen'. (Kapitaal I,
p. 55) En waarschijnlijk was dat hetgeen Marcuse voor ogen had, met zijn opvatting dat
mensen alleen nog maar in termen van materiële zaken dachten. Het 'warenfetisjisme'
noemde Marx dat.
Marcuse nam veel van de gedachtengang van Marx over, maar zijn strategie voor de
verandering was heel anders. Hij ging er vanuit dat van de arbeidersklasse niets te
verwachten viel, omdat die helemaal ingekapseld was en ieder klassebewustzijn had
verloren. Alleen groepen die buiten de dagelijkse sleur stonden, zoals studenten en
kunstenaars, waren eventueel nog in staat om zich te verzetten.
Op één moment leek het of de ideeën van Marcuse werkelijkheid zouden worden: in mei
1968 kwamen de Franse studenten in opstand. Parijs was wekenlang een chaos onder de
leuze: 'de verbeelding aan de macht'. Zelfs arbeiders gingen meedoen.
Maar de gevestigde machten vochten hard terug. Legers politiemannen sloegen op de
studenten in, kommunisten en vakbonden riepen de arbeiders tot de orde. En eigenlijk
wisten de studenten ook niet goed hoe het nu verder moest: ze wilden bevrijding, geen
organisatie, geen discipline.
In Nederland wisten de studenten met hun 'Maagdenhuisbezetting' in Amsterdam van de
schrik van de autoriteiten gebruik te maken, om op universiteiten iets van demokratisering
doorgevoerd te krijgen. Maar erg veel sporen liet de beweging niet achter; hij had geen echte
revolutie aan te bieden, alleen verzet tegen het bestaande. Een paar jaar rommelde het nog
door in de onderwijsoppositie, studentenvakbonden en in de psychiatrie-wereld, maar de
gespannen verwachtingen voor een andere èn betere toekomst zakten geleidelijk in. En
daarmee kregen de konsumptieve tendenzen de overhand. De industrie maakte daar gretig
gebruik van: jeans, popmuziek, versterkers, T-shirts, films, boeken; de vrijheid was te koop.
Als groep had de jeugd heel wat geld te besteden, en daar viel veel aan te verdienen.
Maar er was nog een andere vrijheid, die in het pakket van de zestiger jaren gezeten had, en
die - in principe - gratis was. Een vrijheid die de politieke opstandige mannen zich niet,
samen met hun hoop op de toekomst, wensten af te laten pakken. Integendeel, ze gingen
daar nu eens echt werk van maken: de seksuele vrijheid. De beperking van 'totale bevrijding'
tot 'onbeperkte seksuele vrijheid' had Marcuse al zien aankomen. Hij had ervoor
gewaarschuwd: volgens hem was het voor het systeem juist heel makkelijk als seksualiteit
als uitlaatklep ging dienen voor allerlei politieke frustraties. Als alle vitaliteit in seksualiteit
werd omgezet, zou er niets overblijven voor kreativiteit en erotiek ('repressieve desublimatie'
noemt Marcuse dat), en de mensen zouden zich gelaten schikken in de onderdrukkende
verhoudingen.
Kennelijk had hij daar gelijk in, want de strenge normen van de 50er jaren begonnen met
grote snelheid te verdwijnen. Uiteindelijk zou die verdwijning zo algemeen worden dat er van
een seksuele revolutie gesproken werd; daar komen we straks op terug.
Het begin van de tweede feministiese golf in Nederland: MVM en Dolle Mina
In de algehele verwarring van de zestiger jaren begon ook de tweede feministiese golf. Eerst
in de Verenigde Staten, later in alle westerse landen en een groot deel van de Derde Wereld.
Het was begonnen met de gevoelens van frustratie en nutteloosheid van de goed-opgeleide
huisvrouwen in de middenklassen. In de Verenigde Staten wijdde Betty Friedan haar boek
'Het misverstand vrouw' er aan; in 1967 in Nederland schreef Joke Kool-Smit er een artikel
over in De Gids, onder de titel 'Het onbehagen bij de vrouw'.
http://www.purepage.com Previous page Top Next page