A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 1 De eerste vrouwenbewegingen
28
gezondheid van de arbeiders, over de onzedelijkheid, over ruwheid, drankmisbruik en
onontwikkeldheid.
Twentse textielfabrikanten moesten arbeiders uit het buitenland halen omdat de twentse
arbeiders niet in staat waren de nieuwe machines te bedienen. Er begon door te dringen -
onder druk van de arbeidersbeweging - dat mensen die slecht te eten krijgen, omdat ze geen
tijd hebben om te koken, niet hard kunnen werken. En dat kinderen waaraan geen enkele
aandacht besteed is, later ook niet meer in staat zijn iets van scholing of opleiding op te
nemen. En daarom moesten de 'arbeidsters-moeders' naar huis, het gezin in.
Natuurlijk was er ook een andere oplossing mogelijk geweest: niet iedere arbeider een eigen
vrouw om voor hem en de kinderen te zorgen, maar verzorging buitenshuis voor iedereen:
kantines, kresjes, wasserijen, verstelateliers. Officieel was deze oplossing zelfs een
programmapunt van de arbeidersbeweging. Marx en Engels hadden gezegd dat dat zelfs de
enige mogelijkheid was om vrouwen gelijke rechten te verschaffen. Maar in de praktijk van
de socialistiese strijd verdween dat punt in de ijskast. Eerst de revolutie, die de arbeiders
zouden maken en waaraan de arbeidersvrouwen mochten meedoen (als parel in de
klassestrijd of zoiets) en daarna de vrouwenrechten. Die kwamen dan vanzelf.
Vrouwen als Roosje Vos waren helemaal niet bereid om dat zonder meer te geloven. En ook
de schrijfsters van het socialistiese blad 'Vrouwen' hamerden erop dat zij niet alleen door het
kapitalisme werden onderdrukt, maar ook door mannen van hun eigen klasse. En dat de
revolutie daar heus niet zo maar een eind aan zou maken. Maar wat moesten ze doen? Ze
waren met veel te weinig. Daar kwam nog bij dat de vrouwen die de hoge funkties in de
socialistiese beweging hadden, burgervrouwen waren, die volledige overgave aan het
moederschap het allermooiste vonden dat een vrouw kon bereiken.
'De bloei van een vrouwe-geslacht
met de moedige denkings-lijn
om de lippen, en in de ogen
geen spoor meer van den slaafschen trant
en toch het aandoenlijk-bewogen
moederdier in stem en hand.'
Zo dichtte bijvoorbeeld de socialiste Henriëtte Roland Holst. En wat vrouwen als zij over de
zogenaamde natuur van de vrouw verkondigden, sloot zo goed aan bij wat mannen wilden,
dat de vrouwen die ervoor waarschuwden dat opsluiting in een gezin fataal voor vrouwen
was, geen voet aan de grond kregen.
De arbeidersbeweging heeft socialisering van het huishouden niet tot eis gemaakt (aan het
eind van de negentiende eeuw niet en nu ook niet), maar ook de kapitalisten hebben er geen
gebruik van gemaakt, door zelf op grote schaal kresjes en bedrijfskantines te starten; terwijl
ze dan toch de uitbuiting van legers ijverige onderbetaalde vrouwen hadden kunnen
voortzetten.
Dat is heel belangrijk. Want dat laat zien dat de mannen die in een verwoede klassestrijd met
elkaar gewikkeld waren het over één punt roerend eens waren: de vrouw hoort in de keuken,
iedere man heeft recht op een eigen vrouw, die voor hem zorgt.
En de arbeidsters zelf? Voor hen was al lang duidelijk dat ze wat huishoudelijk werk en
verzorging betreft, aan hun mannen niets hadden. En een dubbele taak was te zwaar. Zware
fabrieksarbeid gekombineerd met een huishouden hield niemand vol. Zo was het dan ook
niet verbazingwekkend dat de meeste arbeidsters best thuis wilden blijven. Thuis
betekenden ze tenminste nog iets, vergeleken met hun vertrapte positie in de fabriek.
En zo hadden al deze ontwikkelingen het merkwaardige gevolg dat het dagelijkse leven van
de vrouwen van de verschillende klassen meer op elkaar ging lijken dan ooit tevoren. Niet in
alle opzichten natuurlijk: de hele dag sloven en piekeren hoe de eindjes aan elkaar te
knopen blijft iets anders dan het geven van cocktailparties. En een krotwoning blijft iets
anders dan een villa.