Hoofdstuk 2 het ontstaan
van menselijke samenlevingen
Verschillende opvattingen
De populaire boeken over hoe wij van apen mensen werden schetsen ongeveer het
volgende beeld: eerst waren er apen; toen kwamen er mensapen; toen ontdekte de
mannetjesmensaap dat je met een knuppel een beest kon doodslaan. Dat ging hij samen
met de andere mannetjesmensapen entoesiast doen en zo werd hij de grote jager. De
alsmaar zwangere en zogende vrouwtjes konden uit veiligheidsoverwegingen natuurlijk niet
mee; en ze liepen ook niet hard genoeg. Dus moesten ze thuis blijven, uitkijkend over de
vlakte of de mannen met hun immense jachtbuit er al aankwamen. Hoewel ze doodmoe van
de jacht waren, namen de mannen er dan rustig de tijd voor om de vrouwen uit te leggen hoe
ze vlees moesten klaarmaken: ze leerden ze hoe ze vuur konden maken, hoe ze een pot
moesten bakken; hoe ze van de huiden van de beesten tenten, broeken, jurken en
kinderkleertjes konden maken. En als al het werk gedaan was dan maakten de mannen
muziek en zongen en dansten, om de vrouwen een plezier te doen. Tijdens die jacht
doodden de mannen ook wel eens mensen, maar dat kwam doordat hun jagersinstinkt hen
dan dwong. Daar stond tegenover dat ze ook allerlei fantastiese uitvindingen deden tijdens
de jacht: rechtop lopen b.v.; dat ging veel sneller dan op handen en voeten (zoals die
stomme leeuwen nog steeds doen) en ook het praten. En natuurlijk was er ook een strenge
hiërarchische organisatie; dat moest wel: iedereen kon toch niet zo maar doen waar hij of zij
zin in had. Met die jacht en die organisatie was dan de basis gelegd voor onze zegenrijke
moderne organisaties zoals het leger, de grote bedrijven en de staat.
De aanhangers van deze teorie geven wel toe dat oorlogen en andere vormen van geweld
problematiese vormen zijn gaan aannemen, maar daar was eigenlijk niets aan te doen,
omdat al die gewelddadigheid mannen nu eenmaal aangeboren is. Als enige oplossing
suggereren ze dan maar die gewelddadigheid op een andere manier te laten afreageren,
door sportwedstrijden of zo.
Dit soort teorie is natuurlijk niet voor niets zo populair geworden. In de laatste zestig jaar
hebben mannen zulke ontstellende bloedbaden aangericht, dat het idee dat de mens zich tot
een hoger wezen aan het ontwikkelen is, echt niet meer volgehouden kan worden.
Er is een verklaring nodig waar al dat geweld vandaan komt. De teorie dat de man eigenlijk
een roofdier is, kan zowel mannen als vrouwen geruststellen. De mannen krijgen te horen
dat agressie iets oer-mannelijks is; en de vrouwen worden bevestigd in een mening die ze -
meestal onuitgesproken - in hun diepste binnenste koesteren: dat mannen eigenlijk
ontoerekeningsvatbaar zijn.
Dat een dergelijke teorie alle hoop op een betere toekomst de bodem inslaat, is niet de enige
reden om je ertegen te verzetten. Als de teorie waar zou zijn, als mannen werkelijk een
roofdierachtig verleden zouden hebben, dan zouden we die waarheid onder ogen moeten
zien. We zouden onze strategieën er op moeten laten aansluiten. Je zou je dan achter de
ideeën van Valerie Solanas kunnen scharen. Die wilde een 'Vereniging voor het Stuksnijden
van Mannen' ('Society for Cutting Up Men'). Je zou ook kunnen proberen de erfelijke
eigenschappen van mannen te veranderen; de moderne mannenlaboratoria bieden daar
misschien best mogelijkheden voor. En - als je dat alles te ingrijpend vindt - zou je ook nóg
meer sportwedstrijden voor mannen kunnen organiseren.
Volgens ons hoeft dat allemaal niet omdat de teorie over de man-als-roofdier niet juist is.
Maar voordat we beschrijven hoe volgens ons de menselijke samenleving ontstaan is, willen
we eerst gaan kijken hoe het überhaupt mogelijk is iets over die allervroegste tijden te
zeggen. Wat is er eigenlijk overgebleven uit die tijd? Als we niet verder dan zo'n 30.000 jaar