A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 2 Het ontstaan van menselijke samenlevingen
36
moeten oproepen. Wat boeiender was was dat alle mannetjes tegelijk optraden; tegen het
vertoon van het onweer waren ze niet alleen opgewassen.
Hoe verleidelijk het ook weer lijkt om te zeggen: zie je wel, zo zijn de mensen ontstaan,
omdat er in dat vertoon herkenbare dingen zitten, is het toch logieser om te zeggen: als je
naar dat vertoon van die mannetjes kijkt en naar het gedrag van de vrouwtjes, dan is het
heel begrijpelijk dat uit de chimpansees géén mensen zijn ontstaan. Chimpansees zijn het
eindpunt van een ontwikkeling: een eksklusieve moeder-kindband die zorgt dat het jong
sterft als de moeder sterft, verzenuwde vrouwtjes en brallerige mannetjes. Alle energie die
niet nodig is om voor eten te zorgen, gaat zitten in de onderlinge omgang: er blijft niets meer
over om de omgeving te beïnvloeden, levensomstandigheden te verbeteren en zelfs niet om
een verweesd jong op te vangen en groot te brengen.
Van dieren tot mensen: uit de bomen naar de vlakte
Niemand weet precies wanneer, maar de meeste geleerden zijn het erover eens dat onze
menswording zich heeft afgespeeld toen onze voorouders uit het oerwoud kwamen en in de
vlakte gingen wonen, in een tijd dat de oerwouden kleiner werden. Misschien was er
daardoor te veel konkurrentie gekomen tussen alle soorten apen die in het oerwoud vruchten
en zachte bladeren zoeken. Onze voorouders kwamen in ieder geval terecht in de bosrand,
waar de bomen veel verder verspreid staan, en later in steppen en savannes met halfhoog
gras en hier en daar een boom of een struik.
Eerst willen we gaan kijken wat het niet betekent voor een oorspronkelijk oerwoudbewonend
chimpansee-achtig beest om in een vlakte te gaan wonen. Wat voor soort gedrag moest er
afgeleerd worden en wat moest er aangeleerd worden?
Als er in het oerwoud gevaar dreigt, kan je je verschuilen. Dat kan in de vlakte niet. In de
vlakte moet je je veiligheid halen uit het - als groep - zo dicht mogelijk bij elkaar blijven. In het
oerwoud gaat ieder dier apart op zoek naar voedsel (behalve de moeders, die nemen hun
jongen mee). In de vlakte kan dat niet: de hele groep moet op zoek naar een plek waar
voldoende voedsel is voor iedereen, zowel uit veiligheidsoverwegingen, als om het
gezelligheidskontakt met de andere groepsleden niet te verliezen.
In het oerwoud beslist ieder dier voor zich. Alleen de moeders beslissen voor hun
jongen.Verder is er niemand die een bevel geeft of op wat voor manier ook een ander iets
voor zich kan laten doen. In de vlakte moeten er beslissingen genomen worden die door de
hele groep uitgevoerd worden (wanneer op voedseltocht, waarheen?).
We hebben al gezegd dat dieren die in de vlakte leven groepen vormen en dat de
samenwerking van de vrouwtjes voor de samenhang in de groep zorgt. Maar we hebben
gezien dat mensaapvrouwtjes helemaal niet samenwerken; ze hebben het te druk om de
mannetjes vriendelijk te houden. Er is geen kern van vrouwtjes en kinderen die een basis
zou kunnen leveren voor saamhorig en samenhangend gedrag. Die kern kan niet ontstaan
omdat het vertoon van de mannetjes zo sterk is ontwikkeld.
Door hun verandering in levensomstandigheden moesten ze eigenlijk een ander soort dieren
worden. Bavianen bijvoorbeeld. Daar geeft de kern van oude wijfjes dat soort leiding dat ze
nodig hebben. Als bavianen op voedseltocht gaan, lopen de mannetjes voorop. Maar een
biologe heeft eens goed bekeken wat er eigenlijk gebeurde. Haar troep zat 's morgens rustig
in de zon met een stel oude vrouwtjes in het midden. Telkens stond er een mannetje op en
ging een eindje lopen. De oude vrouwtjes bleven rustig zitten. Dan stond er weer een ander
mannetje op dat een andere kant uitliep. Nog bleef iedereen zitten. Dat herhaalde zich een
paar keer, tot de oude vrouwtjes opstonden en achter een mannetje aanliepen. Toen pas
ging de hele troep mee. De keuze van een route voor zo'n voedseltocht is heel belangrijk.
Want het heeft natuurlijk geen zin om uren te gaan lopen naar een plek waar vijgebomen
staan, als de vijgen nog niet rijp zijn. Deze biologe zegt dat ze er niet achter heeft kunnen
komen hóe de bavianen wisten wanneer de vijgen rijp waren. Maar zeker is dát ze het