A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 2 Het ontstaan van menselijke samenlevingen
37
wisten. Ze moeten het dus geleerd hebben. Suksesvol voedsel zoeken is een kwestie van
ervaring, en oude dieren hebben nu eenmaal meer ervaring dan jonge.
Wat de voedseltochten betreft liepen de mannetjesbavianen dus wel voorop, al namen de
oude vrouwtjes de uiteindelijke beslissing. Ze liepen echter niet voorop om de vrouwen en
kinderen te beschermen. Want als er een of ander gevaar dreigde liepen de mannetjes ook
voorop - ze konden het snelst vluchten omdat ze de langste benen hadden. Helemaal
achteraan kwamen de vrouwtjes die de zwaarste kinderen te dragen hadden.
Van instinktief tot kultureel handelen
Het interessante van onze voorouders is dat ze géén bavianen geworden zijn. Zij hebben
zich niet ontwikkeld tot een andere diersoort, met ander instinktief gedrag, maar zij zijn
uiteindelijk mensen geworden. Daaruit kan je afleiden dat ze zich niet meer op een dierlijke
manier aan de eisen van de nieuwe omgeving konden aanpassen. Hun dierlijke
eigenschappen waren zo in strijd met de eisen van de omgeving dat ze letterlijk hun hersens
moesten gaan gebruiken. We hebben geen enkel beeld hoe dat gegaan is; maar we kennen
wel de eindpunten van die ontwikkeling: een samenwerking tussen de vrouwen, die niet op
instinkt, maar op kultuur berustte. Daarvoor hebben we twee gegevens. Uit de skeletten van
de eerste mensachtigen blijkt dat zij rechtop zijn gaan lopen. En uit de vergelijking met
'primitieve' mensen weten we iets over de verwantschapsbanden tussen moeders en
dochters.
De ramapiteca
De oudste gevonden mensachtige is de ramapiteca. Die leefde zo'n 15.000.000 jaar
geleden, in oost-Afrika, tussen het oerwoud en de steppe. Ze was zo'n kleine meter groot,
met lange, dunne armen en sterke kaken met grote, zwaar geëmailleerde kiezen. Ze kon
haar onderkaak, in tegenstelling tot de andere mensapen, ook naar opzij bewegen. Dit -
samen met die kiezen - wijst erop dat ze harde dingen at, zoals zaden en wortels, eten dat
ze op en in de grond kon vinden. Haar lange armen wijzen erop dat ze waarschijnlijk goed in
bomen kon klimmen.
Het was een nogal ondernemend type, want tot in Europa en zuidelijk Azië zijn er
Ramapitecaresten gevonden. De oudste vondsten dateren dus van zo'n 15.000.000 jaar
geleden: dat waren een kaak, wat fragmenten van kiezen en tanden, en wat stukjes van
armen en benen. Een vrij volledig geraamte van een afstammeling van de ramapiteca
(3.000.000 jaar oud) maakt duidelijk dat die afstammeling rechtop liep. Sommige geleerden
denken dat de ramapiteca daar al mee begonnen is. Wanneer de eerste mensachtigen
rechtop zijn gaan lopen weet niemand met zekerheid. Waarom weet ook niemand: er zijn wel
allerlei verklaringen bedacht, maar die lijken ons niet aannemelijk. Op twee benen lopen kost
veel meer energie dan op vier. Er moet dus een keiharde noodzaak geweest zijn om over te
schakelen. Het enige wat ons aannemelijk lijkt is dat de eerste mensachtige rechtop moest
gaan lopen, omdat ze over lange afstand iets moest dragen: eten.
Het verdelen van voedsel
Misschien ligt het grootste verschil tussen mensen en chimpansees in het feit dat mensen
het voedsel met elkaar delen. We hebben gezien dat de verhouding tussen een moeder en
haar jong daarvoor een begin kan zijn. De eerste mensachtigen zijn er in geslaagd de
verhouding tussen een moeder en haar jong te veralgemeniseren.
Dat biedt groepen veel betere overlevingskansen. In tijden van voedselschaarste moeten ze
heel ver lopen om voldoende voedsel te vinden. Degenen die het eerste moe zijn zijn de
oude vrouwen en de kleuters. De oude vrouwen zijn onmisbaar - zij weten waar alles groeit,
zij hebben de grootste ervaring in onderlinge omgang. De kleuters zijn nog niet sterk genoeg