A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 2 Het ontstaan van menselijke samenlevingen
40
kunnen voedsel taboes dienen om bepaalde planten of dieren te reserveren voor de andere
groep.
Voedsel taboes zijn dus een vormgeving van de ervaring dat het hoewel je ergens zin in
hebt, het verstandiger is voor de toekomst om het toch maar niet te doen. De rol van de
moeders in het opbouwen van een dergelijk stel regels, zit er in dat zij bij uitstek in de
gelegenheid zijn om de volgende generatie de regels in te prenten, zodanig dat het een
volstrekte vanzelfsprekendheid wordt voor de dochters en zoons. Die vanzelfsprekendheid
wordt versterkt doordat de voedsel- en sekstaboes een samenhangend systeem vormen; er
zitten geen tegenstrijdigheden in die iemand tot nadenken of het maken van keuzes zou
kunnen dwingen.
Sekstaboes. De onvolledige vermenselijking van het mannelijk gedrag
De sekstaboes berusten op een verbod van seksueel kontakt met alle mannen van de eigen
groep, met alle zoons en met alle broers, of dat nu je eigen broers zijn of je moedersbroers
of je moedersmoedersbroers. (Om misverstanden te voorkomen: er bestonden geen vaders.
Het heeft miljoenen jaren geduurd eer mensen wisten dat kinderen het resultaat waren van
vrijen. En zelfs toen dat bekend was bestond er nog geen vaderschap.)
Het sekstaboe betekende een uitbreiding van het instinktieve taboe dat bij mensapen
bestaat: moederdieren vrijen niet met hun zoons. Die uitbreiding naar alle mannen van de
groep is het resultaat geweest van een menselijke kulturele inspanning. We hebben er geen
idee van hoe de vrouwen dit allemaal voor elkaar gekregen hebben, hoe ze in dit proces van
vrouwtje tot vrouw geworden zijn. De resultaten zijn in ieder geval bij de seks taboes net zo
prakties als bij de voedsel taboes. Seks was iets wat je met de mannen van een andere
groep deed, zodat in de eigen groep de onderlinge omgang, het gemeenschappelijk voedsel
zoeken, de veiligheid en de gezelligheid van het lichamelijk kontakt, niets te maken had met
seksualiteit en seksueel gedrag. Door het uitschakelen van de seksualiteit kon het sociale
gedrag - vriendschap, liefde, solidariteit - zich ongestoord ontwikkelen. Biologen bevestigen
dat gebaren van liefde en vriendschap niets met seks te maken hebben: al die gebaren zijn
ontleend aan de moeder-kind verhouding, geen enkel gebaar aan seksueel kontakt. In de
uitbreiding van elementen van de moeder-kind-verhouding over de hele groep, ontstond de
groepssamenhorigheid en genegenheid, die niet dierlijk maar menselijk was.
Het proces van opbouwen van vreedzame, vriendelijke groepsgevoelens is zeker niet
helemaal vreedzaam verlopen. De mannen moesten immers twee dingen leren: ten eerste
zich in het algemeen binnen de groep broederlijk en vriendschappelijk te gedragen, samen te
werken met voedsel zoeken en op te houden met het onberekenbare en angstaanjagende
krachtsvertoon. En op de tweede plaats moesten ze leren dat ze binnen de groep niet tot
vrijen zouden uitgenodigd worden; dus dat ze kontakt met andere groepen moesten zoeken,
als ze ooit wilden vrijen. Ook al liepen ze bij die andere groep risiko's van agressie, omdat ze
daar buiten de vanzelfsprekende samenhorigheid vielen.
Dat was allemaal heel ingrijpend. Echte macht over de volwassen mannen hadden de
vrouwen niet; de kinderen konden ze de taboes nog inprenten, maar de volwassen mannen
konden ze alleen bepaalde dingen weigeren: seks altijd, en geruststelling en gezelligheid als
een man zich misdroeg, agressief was, teveel voedsel inpikte. Het is vrouwen met deze
beperkte middelen ook niet gelukt om de mannen op dezelfde manier te vermenselijken als
zichzelf. Dat wil zeggen dat de kultuur, de menselijkheid voor mannen zich anders
ontwikkelde dan voor vrouwen. Het verschil tussen het gedrag van vrouwelijke en mannelijke
dieren werd niet opgeheven in één soort menselijk gedrag, nee, dat verschil werd
getransformeerd in het verschil tussen algemeen menselijk gedrag (het gedrag van vrouwen
en het gedrag van mannen, zolang als ze als zoons en broers met vrouwen omgingen) én
specifiek mannelijk gedrag: dus van vrouwtjesdieren- en mannetjesdierengedrag naar
algemeen menselijk én specifiek mannelijk gedrag.