A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 3 De vrouwen vinden de landbouw uit: de neolitiese revolutie
58
helden, die vereerd worden, omdat zij ooit in het verleden de oermoeder hebben weten te
verwonden.
Daarbij komt dat er geen aanwijzingen zijn voor kannibalistiese gewoonten, en evenmin van
oorlog: er zijn nauwelijks wapens gevonden. Er was dus geen sprake van een mannelijke
vechtkultuur.
En tenslotte kan je nog bij iets anders steun zoeken als je wilt verklaren waarom de mannen
bij de ene kultuur bij het gemeenschappelijk belang betrokken zijn gebleven, en bij de andere
niet. Dat zou wel eens aan het klimaat kunnen liggen. Rond de evenaar, waar de verdelings-
tuinbouw bedreven wordt is een tropies, heet, vochtig klimaat, met een betrekkelijk klein
verschil tussen de seizoenen. Er is geen afwisseling tussen zomer en winter, alleen tussen
natte en droge moessons, die elkaar regelmatig afwisselen zonder dat je er iets aan hoeft te
doen.
Bij de Pueblo's was dat niet zo; daar moest in ieder geval voor regen gezorgd worden. En er
is een duidelijk verschil tussen zomer en winter. De mais moet in het voorjaar gezaaid
worden, zodat hij zomers geoogst kan worden. Daarvoor moet je een soort kalender hebben,
zodat je weet wanneer het zaaitijd is; en daarvoor moet de stand van de zon bestudeerd
worden.
Voor de Balkankulturen uit de prehistorie geldt ongeveer hetzelfde. We hadden al gezien dat
er een overvloed aan watersymbolen en regenvoorwerpen gevonden is. Daaruit kan je
afleiden dat het in een bepaalde periode waarschijnlijk erg droog geweest is. Dat deel van de
bevolking dat niet op het land werkte was dus waarschijnlijk steeds bezig om regen te
maken. En we hebben ook al vaker gezegd hoe belangrijk, èn hoe wisselvallig de terugkeer
van het voorjaar is, in streken met een gematigd klimaat.
Dat mannen bij de feesten en rituelen rond de cyclus van de jaargetijden een belangrijke rol
speelden, wordt nog bevestigd door beeldjes die gevonden zijn: gemaskerde mannen, die
hetzelfde soort broeken aan hebben als later de Griekse komedianten droegen. Het
verzorgen van feesten ligt tenslotte ook in het direkte verlengde van de rol van jagers, die
triomfantelijk met een groot beest thuiskomen, en verhalen en liederen ten gehore brengen
over hun prestaties ('zo'n grote snoek').
De noodzaak tot beïnvloeding van de natuur, het weer, de vruchtbaarheid, is voor
landbouwers nog groter dan voor verzamel-jaagvolkeren; en zo kan een deel van de
vrijgekomen tijd en energie van de mannen - omdat ze niet meer jagen - in een nuttige, en in
ieder geval ongevaarlijke vorm gegoten worden.
Feesten en internationale betrekkingen
Grote feesten hebben nog een andere funktie: het verbinden van verschillende clans tot
stammen, en misschien zelfs van stammen tot volkeren.
We hebben gezien dat seksuele relaties in beginsel alleen maar bestaan tussen vrouwen en
rr,annen van twee clans, die zichzelfs als kruislings verwant beschouwen. Een clan van
verzamelaarsters en jagers had met de rest van de mensheid in beginsel niets te maken.
Oorspronkelijk was de wereld zo dun bevolkt dat ze waarschijnlijk zelden andere groepen
ontmoetten.
Naarmate de bevolking groeide, ontstonden er meer banden tussen de verschillende
groepen. De broederschappen van jagers konden met mannen van een andere clan
broederschappen sluiten. Tegenover deze bloedbroeders hadden ze dan dezelfde
verplichtingen als tegenover hun eigen broeders. Zulke samenwerkingsvormen werden
noodzakelijker naarmate mannen meer gespecialiseerd in de jacht raakten, en meer geneigd
werden hun wapens tegen andere mannen te gebruiken.
Na de uitvinding van de landbouw breidde het aantal mensen zich sterk uit. Ze zwierven niet
meer over grote afstanden, maar woonden op vaste plaatsen en konkurreerden om de
vruchtbare grond. Uitbreiding van de vriendschapsbanden ter vermijding van konflikten
tussen mannen was een levensbelang.