A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 3 De vrouwen vinden de landbouw uit: de neolitiese revolutie
62
afkomstig zijn, zoals maagden bloed en foetussen (zouden ze daar altijd op een vreedzame
manier aangekomen zijn?). En ten derde het feit dat de nieuwe metalen Ivoorwerpen alleen
voor mannelijke bezigheden gemaakt werden. Ze waren niet bestemd voor het vrouwenwerk
in de landbouw.
Het begon met koperen bijlen, die gebruikt werden bij het enige landbouwwerk dat de
broederschappen verrichtten: het rooien van bomen en struikgewas, voor de nieuwe akkers.
Ondertussen bleven de vrouwen nog duizenden jaren het graan maaien met stenen sikkels.
INa de bijlen kwamen er ook messen, dolken en zwaarden: het gereedschap voor een
andere nieuwe mannenspecialiteit, de oorlog. Het gebruik van metalen had vanaf het begin
in de sfeer van prestige gezeten, maar het was vreedzaam begonnen, met al die sieraden
die dienden om de onderlinge goede verstandhouding te bewaren. Daarna werd het metaal
gebruikt voor het werk van de mannen bij de landbouw en waarschijnlijk ook voor de
godsdienst, in de vorm van versieringen voor de beeldjes en beelden. En tenslotte eindigde
het metaal gebruik bij die mannenbezigheid die de sterkste ontkenning is van het
vrouwenwerk, die mogelijk is.
Veranderingen in landbouwkulturen: het begin van het huwelijk en individualisering
Maar met de oorlog zijn we al in een andere periode gekomen. De neolitiese
landbouwkulturen kenden immers de eerste duizenden jaren juist géén oorlog. De
Balkankulturen hebben niets opgeleverd dat gewelddadiger is dan een koperen bijl. Toen de
oorlog hen bereikte zijn zij eenvoudig verdwenen. Zij hadden geen verweer tegen geweld.
Toch zijn veel van de elementen waaruit die gewelddadige kultuurvormen zijn opgebouwd, in
de vreedzame landbouwsamenlevingen ontwikkeld. De mannenspecialisaties, die we
hebben zien ontstaan, omdat de mannen zo goed door de vrouwen werden verzorgd, waren
voor modernere en onderdrukkende samenlevingen onmisbaar. Zij veranderen het karakter
van een landbouwsamenleving op een hele geleidelijke manier- maar voor de volgende
stappen moeten er nog allerlei andere faktoren bijkomen.
Die geleidelijke veranderingen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de stijgende welvaart
en de reaktie van de mannen erop. En daarnaast door het leven in dorpen. In de verzameltijd
zwierven de clans door eindeloze gebieden, en ze kwamen hun verwanten van andere clans
maar zelden tegen, om samen feest te vieren en te vrijen. Nu woonden de clans in vaste
dorpen. Daardoor werden de seksuele verhoudingen tussen vrouwen en mannen minder
bewegelijk. Er ontstond het begin van watje nu relaties zou noemen; de mannen blijven
wonen bij de vrouw met wie ze vrijen. Dergelijke relaties worden een matri- of
paringshuwelijk genoemd. Ze komen zowel bij de tropiese tuinbouwvolken als bij de
graanbouwende Pueblo's voor. De kern van een dergelijke relatie is dat de vrijer, na een
proeftijd, samen met zijn vriendin mag eten. Het samen eten was immers van oudsher de
basis van de verwantschap tussen moeders en kinderen; daarbij werden vreemden niet
toegelaten. De vrijer moest dan ook maandenlang volhouden eenzaam onlder een afdakje
slapen, nieuwe tuintjes rooien - terwijl hij door de hele clan geplaagd werd, voordat hij werd
opgenomen. Als de moeder van zijn vriendin hem goedgekeurd had, werd hem uiteindelijk
een maaltijd voorgezet. Daarna mocht hij dan in het huis bij zijn vriendin slapen.
Een echt huwelijk kan je zo'n relatie niet noemen. De vrijer bleef een bezoeker bij een
vreemde clan. Als één van de partijen er genoeg van had, ging de man weer naar zijn eigen
clan terug. (Als een Pueblo-vrouw van haar vrijer afwilde, ging ze eerst op een feest een
andere zoeken. Als ze die gevonden had, zette ze de moccassins en de paar andere
persoonlijke bezittingen van de oude vrijer voor de deur. Dan barstte hij in huilen uit en ging
naar zijn eigen huis terug. In geval van ontrouw van de man kon wel voorkomen dat de
vrouw met zijn vriendin ging ruziemaken; het enige soort scheld- en vechtpartij dat bij de
Pueblo's was toegestaan). De kinderen van de vrouw bleven vanzelfsprekend bij haar clan
horen.