A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
68
Hoofdstuk 4 heerschappij:
stedelijke priesters en
patriarchale nomaden
Van mannenspecialisaties naar klassenmaatschappij; van dorp naar stad
Zoals we gezien hebben zijn de Balkangemeenschappen vreedzame dorpsgemeenschap-
pen gebleven, ondanks een begin van mannenspecialisatie en matrihuwelijken. We hebben
al gezegd dat de broederschappen een heel verschillend soort klimaat kunnen hebben. Ze
kunnen vreedzaam ingeschakeld zijn bij het verzorgen van de gemeenschappelijke
behoeften, al is het dan op een mannelijke manier, met zang en dans in plaats van door op
de knieën de akkers te wieden. Ze kunnen ook geheimzinnig en agressief zijn tegen
vrouwen, en oorlogszuchtig en kannibalisties onderling. Ook kunnen ze ergens tussen die
twee uitersten een evenwicht gevonden hebben. De Balkankulturen hebben kennelijk een
vorm gevonden, waarin de vreedzame kanten het sterkst waren. En ze zijn zo gebleven tot
ze - vermoedelijk - door oorlogszuchtige volkeren werden verdreven; of ze zijn, toen hun
eenheid te ver verbrokkeld was geraakt, verdwenen zonder een spoor achter te laten.
Er bestaat ook een andere mogelijkheid: dat de mannen, op basis van hun nieuwe
specialismen, nieuwe, onderlinge banden gaan vormen; dat de macht en rijkdom, die de
nieuwe specialismen kunnen opleveren, bij elkaar komen. Dan veranderen ze weer van
karakter. De specialisten in godsdienstige rituelen kunnen bijvoorbeeld veel status en
prestige veroveren. Maar op zichzelf worden ze niet rijk van hun mooie dansen en gezangen.
De metaalbewerkers kunnen wél rijk worden als ze dat willen, bijvoorbeeld door een deel van
het erts dat zij krijgen om te smelten en te bewerken, voor zichzelf te behouden. Door daar
dan voorwerpen van te maken hebben ze iets om te ruilen tegen iets anders. Hun
mogelijkheden gaan echter niet verder dan het drijven van handel. Ze blijven immers
rondreizende vreemdelingen die in de gemeenschap geen macht hebben.
We hebben gezien dat er ook in de Balkan al tempels waren en dat dat betekent dat de
landbouw- en verwantschapsmagie al losgemaakt begonnen te worden van het dagelijkse
leven. De verschillende voormoederfeesten werden dan veralgemeniseerd tot de verering
van één plaatselijke godin in de tempel.
Zo'n tempel kan het middelpunt zijn voor de nieuwe banden tussen mannen, en het
beginpunt voor nieuwe ontwikkelingen, die zullen gaan zorgen voor verschillen tussen
mannen. Banden tussen mannen hebben immers altijd te maken met de konkurrentiestrijd
om wie het beste is. Die strijd is eerst individueel, maar geleidelijk wordt het ook steeds meer
een strijd tussen groepen mannen.
Door al die verschillende nieuwe specialismen is het immers mogelijk dat sommige clans
rijker worden dan andere. Tot nu toe ging de prestigestrijd in de religieuze broederschappen
voornamelijk om de vaardigheid in het uitvoeren van gezangen, dansen en rituelen. Maar
naarmate de welvaart stijgt, en de verschillen in rijkdom groter worden, kan de strijd ook
gaan om wie de mooiste maskers, de meeste beelden, de grootste offers heeft. Tijdens de
feesten moet iedereen te eten en te drinken hebben: de prestigestrijd kan er nu om gaan wie
het meeste inbrengt. Geheime mannengenootschappen kunnen toegangsprijzen gaan
heffen, zodat alleen de mannen uit de rijkste clans mee kunnen doen.
Zo kan, geleidelijk, een kombinatie ontstaan tussen priesterschap en rijkdom. De priesters
beheren de offers die voor de godin gebracht worden. Zij beheersen ook de magie, zij weten
'wat de godin wil'. Misschien 'wil' de godin wel steeds meer offers: een belangrijk deel van de
oogst, goud, zilver. De priesters beheren de rijkdommen. Zij kunnen er macht mee