A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
72
als in de tuinbouwtijd het kannibalisme ontstaat, blijft het rituele element aanwezig.
Roofoorlogen hebben echter een heel ander karakter. Het gaat nu om rijkdom en bezit, om
kudden en graanschuren, om goud en juwelen, om macht en heerschappij.
Het is voor het eerst in de geschiedenis dat in de oorlog zoveel mogelijk tegenstanders
worden gedood. En het is ook voor het eerst dat de vrouwen van de overwonnenen worden
verkracht.
Dat betekent dat seks voor mannen iets geworden is, waarmee macht en vijandigheid
kunnen worden uitgedrukt. Hoe dat precies gekomen is, zullen we wel nooit helemaal
begrijpen, al hebben we al een aantalelementen van die ontwikkeling opgesomd. Een
belangrijk punt is dat mannen zich in hun broederschappen altijd al tegen vrouwen hadden
afgezet. Ze hadden zich altijd al gedefinieerd als 'niet-vrouw'. Nu probeerden ze de rollen om
te draaien en de vrouwen te definiëren als 'niet-man'.
Heel belangrijk daarbij is natuurlijk dat vrouwen toen nog niet van die makke schapen waren,
die wij nu in het westen zijn geworden. Vrouwen waren ongelofelijk veel sterker en flinker
dan wij nu zijn; inderdaad moedig, vrolijk en verantwoordelijk. Zij waren opgegroeid in de
kern van de gemeenschap; zij behoorden tot de groep moeders en dochters die de
gemeenschappelijke clanzaken regelden. De nieuwe eigendomsvormen die bij de herders
ontstonden konden niet ineens, in een korte tijd, de hele persoonlijkheid van vrouwen
veranderen. Je kunt dus rustig aannemen dat vrouwen zich niet zonder meer bij hun nieuwe
status van koe hebben neergelegd. Er zal heel wat strijd en spanning geweest zijn.
Daarbij kwam dat de ergste rovers en moordenaars hun vrouwen niet meenamen op hun
tochten. De strijd om rijkdom en prestige ging dan ook hun hele bestaan beheersen. Het
soldatenleven ontstond: vechten, drinken, dobbelen, opscheppen en verkrachten.
Minachting voor iedereen die niet vecht, voor de vredige landbouw volken die ze
uitmoordden, minachting voor alle vrouwen, met de massale verkrachtingen na de
overwinning als hoogtepunt.
Legeraanvoerders, helden en koningen
Op basis van de banden tussen vaders en zoons (de zogenaamde vaderrechtelijke clan)
hebben de nomaden-rovers een militaire organisatie ontwikkeld, met legeraanvoerders als
koningen. Zoals de aanvoerder bij de jacht het beste stuk vlees kreeg (het rugstuk), krijgt de
koning nu het grootste deel van de buit. Aanvankelijk worden de koningen nog gekozen,
door de vergadering van vrije en gelijke mannen, maar naarmate de verschillen in rijkdom
groter worden, wordt de kring van verkiesbare mannen steeds kleiner. En geleidelijk wordt
ook het koningschap erfelijk: de zoon van de koning maakt de meeste kans om gekozen te
worden. En later, als hij sterk en machtig is, leggen de andere mannen zich erbij neer, als hij
zichzelf tot koning uitroept na de dood van zijn vader.
In deze nomadiese stammen ontwikkelt zich een 'helden'kultuur, die tot vandaag een groot
deel van de mannelijke kultuur bepaalt. Moed, slimheid, bedrog en geweld zijn daarin
mannelijk en eervol ('stedenplunderaar' is bijvoorbeeld een eretitel) en werken, geduld en
zorgzaamheid zijn vrouwelijk en vernederend. De banden tussen mannen zijn nog
grotendeels persoonlijk: broederlijkheid en trouw gelden als mannelijke deugden; verraad is
slechts een deugd tegenover vreemde mannen. Vrouwen worden zo geminacht dat mannen
hun seksualiteit liever tussen mannen onderling beleven: mannelijke homoseksualiteit wordt
gebruikelijk en eervol.
Al dit heidendom bleef afhankelijk van rijkdommen die door anderen geproduceerd werden.
Het kon zich ontwikkelen, juist omdat landbouw volkeren in die tijd nieuwe metoden
ontwikkelden om voor die tijd ongekende opbrengsten voort te brengen.