A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
71
Toen in de eerste landbouwkulturen de band tussen individuele vrouwen en mannen sterker
werd, werden de problemen en spanningen tussen de clans groter. De herders ontdekten
een eenvoudige oplossing: de vrouwen werden nu door hun broers gewoon aan mannen van
een andere clan verkocht. Niet voor geld, voorlopig, maar voor vee. De oudste broer van een
zuster verkocht haar voor een aantal dieren aan een man van een andere clan. (In alle talen
is oorspronkelijk het woord voor vee en geld hetzelfde).
Waarschijnlijk is het 'verkopen' begonnen met het geven van geschenken, in ruil voor een
vrouw. Langzaam maar zeker heeft zich daar dan de bruidsprijs uit ontwikkeld: de waarde
van de vrouw wordt uitgedrukt in een aantal stuks vee. Het kopen van een vrouw betekent
dat die vrouw eigendom wordt van de man. Zoals de jongen die zijn dieren baren van hem
zijn, zo zijn ook de kinderen, die zijn vrouw baart, zijn eigendom. Het vaderschap wordt
ingesteld: mannen kunnen nu hun bezittingen nalaten aan zoons, die zij ook bezitten. Ze
kunnen hun leven na de dood voortzetten.
Speciale rituelen zorgen ervoor dat de zoons niet alleen bezit van de vader zijn, maar ook
verwantschapsbanden met hem krijgen. Oorspronkelijk waren de kinderen immers alleen
met de clan van hun moeder verwant; nu wordt de verwantschap tussen vaders en zoons de
basis van de clanorganisatie zelf. (Hoe deze ontwikkeling bij de nomaden verlopen is weten
we niet; toen zij de geschiedenis binnentrokken waren ze al patriarchaal. We zullen later zien
hoe het vaderschap bij de landbouwvolken ontstond; daar zijn de verschillende stappen nog
wel zichtbaar.)
Vanaf het moment dat vrouwen het eigendom van hun man worden, is het afgelopen met
hun vrijheid.
Als het huwelijk haar niet bevalt, kan zij wel naar 'huis', naar haar eigen clan terugwillen,
maar dan moet de bruidsprijs worden teruggegeven. En die is er waarschijnlijk niet eens
meer; misschien zijn de dieren dood, of de broer heeft ze gebruikt om zelf een vrouw te
kopen. Het hangt dus van haar broer af of zij terug kan. Bovendien blijven haar kinderen
eigendom van haar man, want daarvoor had hij haar nu juist gekocht; die mag ze niet
meenemen, tenzij haar broer bereid is om nog meer schadevergoeding te betalen.
Huwelijk en verkrachting
Dat de vrouw door het koophuwelijk het eigendom van de man wordt betekent dus in ieder
geval een enorme beperking van haar vrijheid. Maar niet alleen dat. Ze wordt losgerukt uit
haar eigen clan van moeders en zusters, en overgeplant naar een clan van schoonmoeders
en schoonzusters, waar de enige van wie ze 'familie' is haar eigen man is.
Omdat ze niet meer kan dreigen met weglopen, laat staan met hem het huis uit te zetten,
zoals vroeger, moet ze veel meer van hem verdragen dan vroeger. Haar recht van seksuele
keuze en seksueel initiatief is ze kwijt: haar man let er nauwgezet op dat ze alleen zijn
kinderen voortbrengt en niet die van anderen: er komen straffen op overspel. Voor mannen
wordt de vrouwelijke seksualiteit, die tevoren een leven- en genotbrengende kracht was,
tegelijk een bedreiging van hun eigendomsrechten en van hun prestige.
Want, zoals de eigendom van vee prestige geeft, zo wordt het bezit van vrouwen en
kinderen ook een bron van prestige. Wie veel koeien heeft kan veel vrouwen kopen: hij is
een machtig en geëerd man. Maar die vrouwen mogen hem geen horens opzetten, want dan
wordt hij uitgelachen. Zijn bezit van vrouwen is pas volledig als ze inderdaad geen eigen
leven meer hebben, maar uitsluitend voor hem bestaan.
We zullen zien dat het nog een paar duizend jaar geduurd heeft voordat mannen dat
allemaal voor elkaar konden krijgen, maar bij de primitieve herders waren de belangrijkste
grondslagen voor de totale beheersing van vrouwen al gelegd. Niet alleen door de
ontwikkeling van het huwelijk, maar ook door de ontwikkeling van de roofoorlog en de
slavernij - en daarmee van de verkrachting.
We hebben gezien dat 'oorlog' bij verzamelaars- en jagersvolkeren een tamelijk onschuldige
zaak is; een kwestie van beheerste, geritualiseerde agressie tussen mannen onderling. Zelfs