A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
69
uitoefenen in. de gemeenschap,.bijvoorbeeld door een deel van de offergaven weer te
verdelen onder diegenen die door ziekte of misoogst getroffen Zijn. Zo kunnen ze de minder
bevoorrechten van zich afhankelijk maken en een zekere arbeidsverdeling tot stand brengen.
Met die rijkdommen kunnen ze ook steeds grotere feesten organiseren, en tijdens die
feesten kunnen ze iedereen laten werken aan een nieuwe tempel, of aan andere 'openbare'
gebouwen.
Het is ook mogelijk dat ze met de ingebrachte offergaven en bijdragen handel gaan drijven.
Dan kunnen ze opdrachten gaan geven aan allerlei soorten handwerkslieden om, tegen
levensonderhoud, allerlei voorwerpen te gaan vervaardigen, die dan weer geruild kunnen
worden met priesters van andere tempels. Dan komen de handwerkslieden bij de tempels
wonen - de vrouwen spinnen en weven, de mannen doen aan metaalbewerking en
pottenbakken. Zo ontstaat de stad: een centrum van godsdienst, ambacht en handel, waar
de boerinnen van het platteland (het land is dan 'platteland' geworden) een deel van hun
oogst aan de priesters moeten komen brengen en waar ze misschien ook wat ruilen voor
voorwerpen die ze zelf niet kunnen maken.
In de steden is een geheel nieuwe periode van de geschiedenis begonnen. De eerste steden
zijn niet gebouwd in Europa maar in west-Azië en het midden-oosten. De eerste zijn
ontstaan in dezelfde tijd als de landbouw in Europa was begonnen, ongeveer 7000 v.chr.
En in 3000 à 4000 jaar hadden sommige van hen zich ontwikkeld tot machtige,
oorlogszuchtige koninkrijken.
De patriarchale herders: het bezit van vee, slaven en vrouwen
De oorlog ontwikkelde zich niet uit de landbouwkulturen, maar in andere
levensomstandigheden, namelijk die waarin vrouwen géén ekonomie se macht hadden: bij
de zwervende herdersvolken. We hebben al gezien dat vrouwen in de steentijd
langzamerhand invloed verloren, omdat de jachtwapens effektiever werden en de mannen
met werpspeer en pijl en boog, door individueel te jagen prestige konden veroveren. Bij een
overvloed aan vlees (of vis, wanneer de mannen bijvoorbeeld grote fuiken bezitten) wordt het
verzameld plantenvoedsel minder belangrijk. Als de nadruk op de jacht nog groter wordt,
komen de vrouwen zelfs niet toe aan de ontwikkeling van de landbouw, omdat de stam
steeds verder moet trekken, op zoek naar wild; en omdat ze op die manier zelfs in streken
terecht kunnen komen, waar geen planten groeien die voor mensen eetbaar zijn. In
dergelijke streken is een andere vorm van natuurbeheersing mogelijk: de veeteelt.
De ontdekking van de veeteelt gebeurde ongeveer tegelijk met die van de landbouw, 10.000
v.chr. in het midden oosten. Vanaf dat moment waren jacht en visserij niet meer de enige
bronnen van rijkdom en prestige voor de jagers, het bezit van kudden kwam erbij. Het schijnt
dat deze ideale inkomstenbron nooit in handen van vrouwen geweest is; misschien omdat
mannen het drijven van kudden als een verlengstuk van de individuele jacht beschouwden;
misschien omdat de kudden ver van de tent moesten worden geweid.
Maar waarschijnlijk ook, omdat ze ze gewoon hebben ingepikt. Het fokken van vee kun je
immers nauwelijks werk noemen. De aardigheid is juist dat vee zichzelf fokt. Je hoeft niet te
wieden, te mesten, te oogsten. De dieren eten zelf, paren zelf, baren zelf hun jongen. Het
enige wat je hoeft te doen is te zorgen dat de beesten bij elkaar blijven iets wat kinderen
heel goed kunnen doen - en melken; een tijdrovende bezigheid, die niet verwonderlijk - tot
aan de uitvinding van de melkmachine hoofdzakelijk vrouwenwerk is geweest. En wanneer
de veetelers met hun kudden ver weg trokken, op zoek naar nieuwe weidegronden en
rijkdommen, gebruikten ze slaven om het vervelende werk bij het hoeden van het vee te
gaan doen.
Veeteelt is - zolang er weidegrond genoeg is - een prachtige bron van inkomsten. De
ontdekking van de mogelijkheid van veeteelt zou dus een zegen voor de mensheid geweest
moeten zijn.