A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
76
zilver zat los, kinderen droegen ze naar buiten, vrouwen en oude mannen moesten ze
vergruizelen. Opzichters ranselden iedereen die even uitrustte met zwepen.
Slaven stierven snel, de meeste vrouwen kregen geen kinderen meer, zodat er steeds
nieuwe oorlogen gevoerd moesten worden om nieuwe slaven te krijgen. En ook de belasting
werd steeds hoger.
Het grootste deel van de bevolking raakte zo op den duur in een bepaalde vorm van
afhankelijkheid ten opzichte van de heersers: óf helemaal, als slavin of slaaf, óf gedeeltelijk,
door hoge belastingen, de schulden en doordat steeds meer van het vroegere kollektieve
clangrondbezit in handen van de heersers kwam.
Verschillen tussen vrouwen
De klasseverschillen die op basis van mannelijke aktiviteiten ontstaan waren veroorzaakten
natuurlijk
ook verschillen tussen de vrouwen onderling. Vanaf het moment dat de mannen uit de ene
clan andere mannen gingen buitensluiten van hun geheime mannengenootschappen van de
heersende priesterklasse, raakten ook de vrouwen van de verschillende clans gescheiden
van elkaar. Ook de vrouwen van de rijke clans gingenleven van de arbeid van anderen: zij
gingen delen in de rijkdommen die hun broers en zoons via offergaven en belastingen wisten
te onttrekken aan de mensen die op het land woonden en werkten.
Het bestaan van de vrouwen van de heersende klasse verandert hiermee ingrijpend. Ze
hoeven niet meer op het land te werken, ze krijgen personeel en later slavinnen voor de
huishouding. Ze worden betrokken in representatieve en bestuurlijke aktiviteiten.
De koningin belichaamt de eenheid van het land, de meest algemene macht. Dat doet zij als
vrouw
- zij is voor een deel symbolies geworden. Steeds meer gaat zij het prestige en de
macht van de mannen belichamen. Zij wordt een sieraad: haar schoonheid wordt een faktor
in de mannen politiek. Mannen verwerven hun prestige niet meer alleen door zichzelf te
versieren, maar door vrouwen te versieren.
De goddelijke bruiloft wordt verwereldlijkt: de godin wordt koningin, de jaargod wordt koning.
Aanvankelijk moet de koning na een jaar plaats maken voor een nieuwe koning, door middel
van een tweegevecht, om zo de nieuwe groei van het winterse graan te verzekeren. Maar
naarmate het rijk groeit en de oorlog belangrijker wordt, krijgt de jaargod-koning steeds meer
militaire en bestuurlijke taken. En zo wordt hij, als echtgenoot van de koningin tot een
permanente machthebber, naast haar broer, met wie hij om die macht moet konkurreren.
De vrouwen van de heersende klasse leven in een overgangssituatie. De rijkdommen zijn
nog formeel hun bezit: zij vererven nog steeds langs de vrouwelijke lijn, van moeder op
dochter. Maar de rijkdommen berusten op de overheersing en uitbuiting die de mannen
uitoefenen, in hun onderlinge strijd om macht en prestige. De vrouwen uit de heersende
clans worden wel tot op zekere hoogte ingewijd in de mannenspecialisaties - zij leren lezen
en schrijven, ze maken gedichten en vervullen dikwijls een zeer belangrijke rol als priesteres.
Ook zijn er wel koninginnen die zelf hun legers leiden, en die zelf hun regering vormen. Maar
voor al deze vrouwen geldt dat zij, hoe zelfstandig handelend zij ook optreden, in laatste
instantie mannelijke macht belichamen. Worden de mannen van de heersende klasse
begraven met hun wapenrusting en paarden, de vrouwen krijgen sieraden, spiegels en
doosjes met kosmetika mee.
De 'vrouwelijkheid' in de moderne zin, dus niet meer de zelfstandige vrouwelijkheid van
moeders en dochters in de vroegere clans, maar vrouwelijkheid als uitdrukking en symbool
van mannelijke macht en rijkdom, kwam dus in de bovenste lagen van de nieuwe
klassesamenlevingen tot ontwikkeling. Maar tegelijkertijd voltrok zich in de onderste lagen de
andere kant van dat proces.
De slavinnen waren geheel weerloos, in alle opzichten aan de mannen overgeleverd.
Slavinnen die in de oorlog veroverd waren bleven als enigen van hun volk over; zij hadden