A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
77
voor hun leven betaald door door de overwinnende helden verkracht te worden; mannen en
oude vrouwen waren gedood. De slavinnen mochten voor hun leven blijven betalen door
voor de overwinnaars te werken en seksueel beschikbaar te blijven.
De vrouwen van de heersende klasse behielden hun vrijheid om zelf hun mannen uit te
zoeken; de slavinnen hadden geen enkele vrijheid. Zij waren voorwerpen, die buiten alle
regels van menselijke omgang vielen: de eerste vrouwelijke objekten.
Verder veranderingen in de stedelijke koninkrijken: van
moederschap tot halverwege vaderschap
De invloed van de patriarchale nomaden op de stedelijke samenlevingen bleef niet beperkt
tot de invoering van oorlog en slavernij. Zij hadden het vaderschap uitgevonden, om hun
mannelijk bezit van kuddes van vader op zoon te kunnen vererven. De militaire, heersende,
rijke mannen die tot de stedelijke bovenlaag hoorden hadden hetzelfde soort belang als de
nomaden, om de vrouwen buiten de uitoefening van de macht te houden, en om de
rijkdommen rechtstreeks van vader op zoon over te dragen. Maar daarvoor moest de hele
struktuur van de stedelijke rijken veranderen. De samenhang berustte immers nog steeds op
de vrouwelijke clans en op de verering van een vrouwelijke godin en een koningin. De
vrouwelijke clans deden uiteindelijk op het land het werk, waarop de stedelijke rijkdommen
berustten. De heersende klasse had niet voldoende macht om hen te dwingen te werken,
zoals zij met slaven en dwangarbeiders deden. De mensen op het land moesten in de
priesters en de koningen blijven geloven. En die bleven alleen geloofwaardig, zolang zij de
godin en de koningin dienden.
Om een openlijke mannenheerschappij in te voeren moesten de mannen van de heersende
klasse dus de godsdienst veranderen èn het verwantschapssysteem. Dat was geen
eenvoudige zaak, zoals blijkt uit de myten en legenden van de grote rijken van omstreeks
3000 Jaar v.chr., waarin dit hele proces weerspiegeld wordt. Al die verhalen gaan over de
strijd van mannelijke helden met de oude godinnen. De godinnen verschijnen in de vorm van
hun oude symbolen - als slangen die nu vaak gevaarlijke monsters worden - en worden door
de held verslagen. De plaats van een verslagen godin wordt ingenomen door een mannelijke
god, die in de lucht woont (vrouw Holle die sneeuw maakt door boven in de lucht haar veren
bedden uit te kloppen, is nog een laatste overblijfsel uit de tijd dat de godin in de lucht
woonde).
De mannelijke god is de zon, of de storm of het onweer. De vrouwlijke godin is nu Moeder
Aarde geworden, die door vader zon bevrucht wordt, nadat de mannelijke boer de aarde met
zijn ploeg heeft opengescheurd. De strijd van de held tegen de godin is een weerspiegeling
van de strijd die zich onder de mensen afspeelde in de overgang van moederlijke naar
vaderlijke verwantschapssystemen. Het is een harde strijd geweest, waarin talloze
slachtoffers zijn gevallen. Want de nieuwe mannelijke goden waren veeleisend; zij - hun
priesters dus - eisten steeds meer mensenoffers.
De wrede goden
Dat de overgang van moederschap naar vaderschap in de stedelijke landbouwrijken zo veel
moeizamer liep dan bij de nomaden, had alles te maken met het soort bezit dat van vader op
zoon moest overgaan. Bij de nomaden hadden de vrouwen niet veel met de kudden te
maken, maar in de landbouw deden de vrouwen het grootste deel van het werk op het land
dat hun toebehoorde. En hoever de mannen zich ook, onder invloed van de omringende
herdersvolken, losmaakten, zij konden de grondeigendom niet overnemen. Het vaderlijk
erfrecht werd steeds tegengehouden door het grondbezit van de moederlijke clans.
Vermoedelijk is in deze tijd bij de landbouwende volken de bruidsprijs ingesteld, waarmee
een vrouw via haar broer uit haar eigen clan weggekocht werd. Zoals we al gezegd hebben
was het voor de meeste vrouwen onmogelijk om, als hun huwelijk hen niet beviel, terug te