A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 5 De klassieke beschavingen
81
Hoofdstuk 5 de klassieke
beschavingen
Kreta: zeeroverij en zeehandel
De ontwikkelingen die een nieuwe stap voorbereidden begonnen op Kreta, midden in
deMiddellandse Zee. Ook daar bestond een priester-koningschap, maar het was op een heel
andere wijze georganiseerd dan in de grote stedelijke koninkrijken. De rijkdom van Kreta
berustte namelijk op handel en zeevaart. Kreta lag in het middelpunt van allerlei
handelsroutes; schepen met erts uit de mijnen in het Nabije Oosten deden Kreta aan. Ze
verwerkten zelf koper en tin uit Spanje, Sicilië en Cyprus (die naam betekent 'koper') tot
brons. De landbouw bracht zonder dat er irrigatiewerken aangelegd hoefden te worden,
voldoende op; die werd nog steeds door de moeder-dochter clans gedaan. Daar hoefden de
priesterkoningen zich niet mee te bemoeien. Hun heerschappij berustte op de zeevaart.
Net zoals veeteelt en veeroof moeilijk te onderscheiden zijn, lagen voor de Kretensers
zeehandel en zeeroof ook heel dicht bij elkaar; het is winstgevender om een schip te roven,
dan om de lading te kopen. En het overvallen en leegslepen van een welvarende kuststad is
winstgevender dan het vreedzaam handeldrijven. Ook waren er op Kreta slaven, er waren
onderdrukkende ambtenaren, er was een burokratie, kortom het was in belangrijke opzichten
een mannelijke, roofzuchtige kultuur.
Het biezondere was alleen dat desondanks op Kreta de vrouwen een veel belangrijker rol
speelden dan in de omringende landen. De verering van de grote godin, uitgebeeld als bij,
als vlinder in alle vormen van lichtheid en kracht, is op Kreta veel langer blijven bestaan dan
elders. De priester-koning vervulde slechts een bescheiden rol als jaargod, als bruidegom
voor een jaar. En - wat misschien nog wel het meeste zegt - op allerlei afbeeldingen uit die
tijd (b.v. op vazen) kun je zien wat voor beroepen vrouwen uitoefenden: visters,
timmervrouwen, jaagsters, weefsters, pottenbaksters, akrobaten, boksters, stierdanseressen
en natuurlijk boerinnen: de moeder-dochter-clans hadden er nog werkelijk betekenis.
Dat zoveel van het maatschappelijk leven voor vrouwen nog toegankelijk was, zal er mee te
makën hebben dat het zwaartepunt van de kretensiese aandacht in het buitenland lag, het
had zich vanaf 2600 v.Chr. ontwikkeld tot een koloniaal rijk, dat via handel en zeemacht
allerlei steden aan de Middellandse Zee onderworpen had. Het was niet nodig de bevolking
zelf uit te buiten en hun banden te vernietigen; slavinnen en slaven werden geïmporteerd.
Het vasteland van Griekenland. De patriarchale invasie
Ook aan de kust van het schiereiland Griekenland had Kreta zijn invloed. Griekenland had
vanaf de neolitiese revolutie een vreedzame, landbouwende bevolking gehad, die in moeder-
dochter-clans bijeenwoonde. Vanaf ongeveer 1850 v. chr. vielen er echter steeds meer
troepen vaderrechterlijk nomaden, vanuit het noorden het land binnen. Die troepen
bestonden bijna altijd uitsluitend. Uit mannen. Ze onderwierpen de plaatselijke bevolking,
verkrachtten de vrouwen, lieten hun kuddes geiten en schapen het gebied kaal grazen en
trokken weer verder. Op plaatsen waar steden waren vestigden ze zich dan uiteindelijk en
daar 'mengden' ze zich met de oorspronkelijke bevolking. Een aantal van deze Achaeërs
(dat is de verzamelnaam voor al die verschillende nomadiese troepen) vestigden zich
uiteindelijk aan de westkust en ze begonnen, onder invloed van en in samenwerking met de
Kretensers, daar een 'echte' beschaving te ontwikkelen: koninkrijken, wier rijkdom gebaseerd
was op roof en veeteelt, waarvan het belangrijkste en bekendste koninkrijk dat van Mycene
geweest is.