A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 4 Heerschappij: stedelijke priesters en patriarchale nomaden
78
keren naar hun eigen clan; dan moest immers de bruidsprijs teruggegeven worden - en
meestal was die al op. Via de bruidsprijs wordt de man, zoals we bij de nomaden gezien
hebben, eigenaar van de kinderen van de vrouw die hij gekocht heeft. Maar dat betekent nog
steeds niet dat hij met ze verwant is; de kinderen horen nog steeds bij de clan van hun
moeder en vallen onder het gezag van hun moedersbroeder. Die verwantschapsbanden
tussen vaders en de zoons van zijn vrouw zijn echter wel nodig, om te voorkomen dat zij in
geval van bloedwraak tegenover elkaar komen te staan (de dochters staan buiten dergelijke
konflikten).
En bij stijgende welvaart willen ook hier de mannen hun leven verlengen door hun
bezittingen aan hun eigen zoons na te laten. Maar de moeders broeders verzetten zich tegen
de instelling van het vaderschap van andere mannen. Zij willen de zoons in hun eigen clan
houden. Volgens de amerikaanse antropologe Evelyn Reed is dit dilemma aanvankelijk op
een eenvoudige en gruwelijke manier opgelost door de eerstgeboren zoon te offeren aan
een geest of god die de moeders broeder vertegenwoordigt. Herinneringen aan dit soort
mensenoffers zijn bijvoorbeeld nog in de bijbel te vinden. Het bekendste is het verhaal over
Abraham en Izaäk, waarin Jahweh een ram zendt om de plaats van de geliefde zoon in te
nemen; maar pas op het moment dat de vader het mes al had opgepakt 'om zijn zoon te
slachten' (Genesis 22:10).
Bij allerlei volkeren zijn de mensenoffers al snel door dierenoffers vervangen. Er ontstonden
dan vreedzame rituelen, waarin 'banden tussen vaders en zoons' gemaakt werden.
Maar juist in de grote, welvarende landbouwstaten die door stedelijke heersers geregeerd
werden, werden de nieuwe mannelijke goden steeds veeleisender. Als er een epidemie, een
oorlog, een opstand was, kon niemand weten of die misschien niet was veroorzaakt door
een wraakzuchtige god, die nog steeds niet voldoende schadeloos gesteld was voor de hem
ontstolen zonen. De heersende priester-bestuurders hadden er alleen maar belang bij als de
bevolking de oorzaak van hun ongeluk niet bij hen, maar bij een boze, jaloerse god zochten.
En zo werden de mensenoffers aan goden die wij nog uit de bijbel kennen, zoals Baäl en
Moloch, steeds uitgebreider. Nog vlak voor onze jaartelling kende de noord-afrikaanse stad
Carthago massale kinderoffers, waarbij de kinderen in de handen van een bronzen beeld
werden gelegd, vanwaar zij in een vuur gleden; dit alles onder begeleiding van luide muziek
om hun gekrijs te overstemmen. (Rijke mensen kochten daarvoor meestal kinderen, maar in
tijden van nood moesten ook zij eraan geloven.)
Op den duur was de achtergrond van dit soort offer vergeten; er werden niet alleen jongens
maar ook meisjes geofferd.
De moord op dochters, zoals die in de mohammedaanse koran wordt aangeraden ('als een
man een dochter geboren wordt moet hij haar in minachting houden, of in de woestijn
begraven') en die in China tot aan de revolutie beoefend is (bij de bevallingen stond er vaak
een kist met as naast het bed; als het een meisje was werd het meteen na de geboorte met
haar gezichtje in de as gelegd) komt volgens Evelyn Reed uit een latere periode. De
dochtermoord wordt 'algemeen' als het vaderschap en het vaderrecht al vrij normaal zijn.
Omdat de dochters in een vaderrechterlijk systeem konden erven, werden zij gedood om zo
te garanderen dat de zoons genoeg kregen.
Hoe wijdverbreid de mensenoffer-godsdiensten geweest zijn weten we niet. In sommige
landbouwrijken bleef de verering van de oude godinnen, aan wie jaarlijks de jaargod geofferd
moest worden, bestaan. Je zou kunnen veronderstellen dat de Baäl- en Molochgodsdiensten
juist ontstonden op de grensgebieden tussen landbouwkulturen en oorlogszuchtige
herdersvolkeren.
Bloei en verval van de stedelijke koninkrijken
De stedelijke koninkrijken van Babylonië, Assyrië, Egypte en India hebben zich ontwikkeld in
een wisselwerking met roofzuchtige nomaden die met hun kudden rondtrokken langs hun
grenzen. Nu we gezien hebben hoe die wisselwerking zich ontwikkeld heeft, kunnen we ons