A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 5 De klassieke beschavingen
83
kuddes en slaven; een vorm die de roofzuchtige herdersvolkeren en later ook de stedelijke
koninkrijken in de riviervalleien kenden, zoals we gezien hebben.)
De tweede stap was de privé-eigendom van de grond, die zich tegelijk ontwikkelde met het
gebruik van geld op een grotere schaal en met de opbouw van de stadsstaat. Het was in dit
proces dat de laatste vrijheden van vrouwen werden vernietigd.
Het is een ontwikkeling die al vaak beschreven is (lees b.v. Engels' De oorsprong van het
gezin, van de particuliere eigendom en van de staat) en die we daarom maar kort zullen
samenvatten.
De elementen van het proces zijn: patriarchaat (erfelijke eigendom van mensen, dat wil
zeggen van vrouwen en slaven), handel en gespecialiseerde landbouw. De eerste twee
elementen zijn bekend, het laatste is nieuw. Griekenland had eigenlijk niet genoeg
vruchtbare grond om een grote bevolking te onderhouden; en de patriarchale herders
hadden de hoeveelheid bruikbare grond aanzienlijk verminderd: geiten zijn berucht om de
verwoestingen die ze aanrichten. Ze eten ook de struiken en jonge boompjes op, waardoor
de vruchtbare grond op de hellingen losraakt en - als het regent - naar beneden spoelt. In
Griekenland is dit proces versterkt doordat talloze bossen werden omgehakt voor
oorlogsschepen.
Om met de beperkte grond nog wat te kunnen doen, is Griekenland begonnen met een
specialistiese landbouw voor de eksport naar de Griekse koloniën in Klein-Azië, Sicilië en
Zuid-Italië: vooral olijven en wijn. Dat zijn vormen van landbouw die veel investeringen
kosten. Het duurt jaren eer de geplante bomen en struiken voldoende vruchten dragen voor
een grote oogst.
Hoe die eksportlandbouw precies op gang gekomen is, is niet bekend. Misschien hebben de
rijke kooplieden uit Klein-Azië, aan de overkant van de zee - die traditioneel nog banden met
Griekenland hadden - daar een mogelijkheid gezien om winst te maken en de nodige
investeringen gedaan. De eksport hoefde inmiddels niet meer door ruil geregeld te worden
(b.v. een schip met olijven voor drie scheepsladingen graan) omdat rijke koopmanskoningen
in Klein-Azië het geld hadden uitgevonden: stukjes goud, zilver of brons, waarvan de waarde
door de koning wordt gegarandeerd doordat hij er een stempel op laat zetten. Juist bronzen
munten met een betrekkelijk kleine waarde betrekken de gewone boerenbevolking bij de
handel. Voor het eerst kunnen zij kopen wat zij nodig hebben. Er is b.v. geen ingewikkelde
vierhoeksruil meer nodig - een zak graan voor een tafel, een tafel voor een okshoofd wijn,
een okshoofd wijn voor een ijzeren sikkel.
Voor het eerst in de menselijke geschiedenis produceerden mensen niet meer uitsluitend
voor zichzelf - of voor degene wiens eigendom ze waren -
maar ook voor 'de markt', voor
onbekende kopers.
Dat is een revolutie. De gevolgen daarvan beïnvloeden alle onderdelen van het leven, het
werken en het denken.
Voor het eerst is er een maatstaf gevonden, waarmee alle dingen op één noemer gebracht:
kunnen worden: tafels, zakken graan en ook slaven, terwijl die verder toch niets met elkaar
gemeen hebben. Een tafel kost zoveel, een zak graan bijvoorbeeld de helft en een slaaf drie
keer zoveel. Er ontstaat een verschil tussen gebruikswaarde en ruilwaarde: Olijven ontlenen
voor de producenten hun waarde niet aan het feit dat ze ze zelf opeten, maar aan de
mogelijkheid om ze te ruilen tegen geld, waarvoor ze iets anders kunnen kopen. De
ruilwaarde maakt alle dingen inwisselbaar, en de mensen uiteindelijk ook. Bij de slaven is dat
al heel duidelijk: vroeger moesten ze in een oorlog eigenhandig gevangen worden, nu
konden ze op de markt gekocht worden.
De grondstof voor het geld kwam uit de zilvermijnen in Laurion, vlak bij Athene. Daar werden
duizenden slaven, vrouwen, mannen en kinderen doodgewerkt, net zoals in de mijnen in
Egypte.
De grond, die de produkten voor de handel levert, wordt geleidelijk privébezit. Daarmee
verdwijnen de laatste resten van gemeenschappelijk eigendom. Voor die tijd was de grond
altijd het vanzelfsprekende gezamenlijke stam bezit geweest. Sommige stukken werden ter