Navigation bar
  Print document Start Previous page
 18 of 73 
Next page End 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
18
Honing
Het lange, lage, roodgeschilderde huisje stond hoger dan de straat met aan weerskanten een rij
huizen. Steile stenen trappen leidden naar de huizen. Ze waren met groen, slijmerig mos
bedekt en uit iedere spleet groeiden varentjes en onkruid. Een pad van platte leistenen liep
naar de voordeur die groen geschilderd was, scheef aan de scharnieren hing en een koperen
klopper had.
Het hele erf en de twee aarden wallen waren bedekt met een wuivende massa zuring en
pluimgras en rode en witte klaver. Het hooiseizoen was in volle gang.
Een met gras bedekt karrespoor leidde langs de zijkant van het huis naar een schuur die hier
en daar een rode lik verf had.
Naar links lag een wuivend weideland en een tuintje omheind door bonestaken en glanzende
maisbladeren. Een lange rij bijenkorven prijkte midden in de tuin.
Een roestig open rijtuigje met een wit paard met hangoren stond op het pad voor de zijdeur
van het huis. In het rijtuigje zat een vrouw van middelbare leeftijd met een groene katoenen
paraplu boven haar hoofd rustig te wachten. Ze had een plat, zwart strohoedje met paarse
linten op en om haar brede schouders droeg ze een matgroene zijden sjaal bezaaid met kleine,
lichte palmblaadjes Ze had een groot, glimlachend gezicht, warrig grijs haar en op haar
dubbele onderkin een nogal dikke, witte, kortgeknipte baard.
De zijdeur stond open en een jonge vrouw liep in en uit met emmers en ronde houten dozen
die ze wegborg in de achterbak en onder de zitting van het rijtuigje. Ze had ietwat ronde
schouders en haar gezicht, met dezelfde dikke huid en vale kleur als dat van haar moeder, was
net zo vriendelijk en glimlachend, maar had ook iets slims dat bij de oudere vrouw ontbrak.
Toen de emmers en dozen allemaal in het rijtuigje waren geladen, deed ze de deur op slot,
stapte zelf in en reed voorzichtig het erf af.
De weg waar langs zij reden lag tussen wuivende graanvelden. Het geluid van ratelende
maaimachines vulde deze ochtend de lucht; bijna ieder veld vertoonde brede voren waar ze
geweest waren.
Het oude, witte paard draafde langzaam verder, de twee vrouwen zaten zwijgend achter hem,
de oudste van de twee zat rustig en met belangstelling om zich heen te kijken, de jongste was
schijnbaar in gedachten verzonken. Ze rekende uit hoeveel haar boter, eieren en bessen op
zouden brengen in Bolton, het marktstadje waarheen ze op weg waren.
Inez Morse en haar moeder reden daar iedere week naar toe om de produkten van hun
boerderijtje te verkopen. Haar vader was drie jaar geleden gestorven; sindsdien had de dochter
de boerderij voortgezet, haast zonder gehuurde krachten. Er rustte een hypotheek van
zeshonderd dollar op die ze probeerde af te lossen. Het ging maar langzaam ofschoon zij
iedere cent als het maar even kon opzij legden en zichzelf de opbrengst van hun eigen land
ontzegden.
Inez maakt altijd milde grapjes over de honing die haar bijen maakten. Zij en haar moeder
aten die zelden; het ging allemaal naar de markt in Bolton.
'Ik zal U eens wat zeggen, moeder', placht Inez te zeggen, 'de dag dat de hypotheek is afgelost
eten we 's avonds warme crackers met honing.'
Iedere keer als haar moeder verlangend keek naar de heerlijkheden die ze niet voor hun eigen
genoegen konden houden, zei Inez dat ze er maar niet aan moest denken – mettertijd zouden
ze hun eigen honing wel kunnen eten. Die opmerking werd een gevleugeld gezegde voor hen.
Voor de moeder waren de ontberingen veel erger dan voor de dochter. Ze was één van die
vrouwen voor wie dit soort eenvoudige geneugten een belangrijk deel van het leven uitmaken.
Ze had niet veel fantasie. Ze raakte bij het vooruitzicht dat eens de hypotheek afgelost zou
zijn lang niet zo in verrukking als Inez; ze was daar nauwelijks toe in staat, hoewel ze toch
Previous page Top Next page