Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
19
wel erg blij zou zijn als de tijd daar was. Nu was de honing meer in haar gedachten. Ze had
echter nooit gemopperd over welke zakelijke regeling dan ook van haar dochter. Volgens haar
handelde Inez altijd wel juist.
Toen ze in Bolton waren aangekomen, reed Inez van huis tot huis het dorp rond; haar spullen
verkocht ze aan de deur, terwijl haar moeder in het rijtuigje zat en de teugels hield. Ze had een
behoorlijk aantal vaste klanten; haar koopwaar was altijd uitstekend en tot ieders
tevredenheid, ofschoon ze de naam had een beetje moeilijk te zijn bij het afdingen en altijd
een zo hoog mogelijke prijs vroeg.
Vandaag had een van haar klanten haar bij het wisselen een cent te weinig gegeven. Toen Inez
dat ontdekte, reed ze een halve kilometer terug om de fout te herstellen. De vrouw keek
geamuseerd en een beetje neerbuigend toen haar de ontbrekende cent werd gevraagd. Inez zag
dat. 'U vindt het misschien vreemd dat ik voor een cent terugkom', zei ze waardig, 'maar
centen zijn mijn dollars.' 'Ja, dat zal wel', gaf de vrouw snel toe, en ze trok een ander gezicht.
Terwijl Inez door de straten van Bolton reed, keek ze met de ernstige bewondering van een
vrouw naar de meisjes van haar eigen leeftijd in hun mooie stadskleren. Zij zelf had nooit iets
anders dan het hoogst noodzakelijke gehad wat kleding betreft. De laatste tijd was er een ijdel
verlangen in haar hart geslopen naar een kleurig lint voor om haar hals, zoals sommige van
die meisjes hadden. Ze dacht er in de verste verte niet aan om aan dat verlangen toe te geven,
maar het bleef. Ze dacht daar zo vaak aan dat ze er op weg naar huis tegen haar moeder over
begon voor ze het wist.
'Moeder', zei ze, 'een rode strik met linten, zoals die meisjes droegen, zou me wel goed staan,
denkt U ook niet?'
Haar moeder keek haar verbaasd aan. Zo praatte Inez toch niet? 'Heel goed, kind', zei ze. 'Ik
zou er één kopen als ik jou was; je bent jong en dan wil je zulke dingen. Ik heb ze ook gehad
als meisje.' '0 nee, moeder', riep Inez haastig uit, 'Natuurlijk heb ik daar nooit echt aan
gedacht, Ik zei het zomaar. We moeten wachten tot de hypotheek afgelost is voor we onze
honing eten, weet U wel.'
Toen moeder en dochter die avond hun avondmaal hadden gegeten en zaten te schemeren in
de keuken, werd er op de deur geklopt. Inez deed de deur open. Het was Willy Linfield.
'Dag, hoe gaat het er mee, Willy?' zei ze.
'Heel goed, dank je, Inez.'
Toen viel er een stilte. Inez bleefde jongeman ernstig aankijken. Ze vroeg zich af wat hij
wilde en waarom hij niet zei waar hij voor kwam.
'Mooie avond, niet?' zei hij eindelijk.
'Prachtig.'
Toen viel er weer een stilte. De jonge kerel ging op zijn ene been staan, toen op zijn andere en
bloosde.
Inez kon niet bedenken waarom hij niet zei waar hij voor kwam. Ze werd er op het laatst
wanhopig van.
'Wilde je moeder wat eieren kopen, Willy?' vroeg ze. 'Ne-ee', stamelde hij; hij leek nogal van
zijn stuk gebracht. 'Ik weet niet - zij - tenminste, ze heeft er niets over gezegd.'
'Was het dan boter?'
'Nee - ik denk 't niet. Ik geloof dat ze genoeg boter heeft.'
Inez staarde hem met stijgende verbazing aan - wat wou hij nou?
De jongen had een lichte huid en zag er uit of het bloed zo ongeveer door zijn gezicht heen
zou barsten.
'Goedenavond, Inez', zei hij eindelijk.
'Goedenavond, Willy', antwoordde ze. Toen liep hij weg. Inez liep helemaal verwonderd de
keuken in. Ze vertelde het haar moeder. 'Wat denkt U dat hij wilde?' vroeg ze. Mevrouw