Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
28
'Nee, ik hoef niet', antwoordde Louisa. 'Ik heb nooit zoveel om honing gegeven. Grootvader
zal het wel lekker vinden.'
Een ogenblik verdween de glimlach van mevrouw Britton's lippen maar ze herstelde zich. Ze
stond op en liep de kamer door naar de bordenkast. Haar servies stond op de bovenste plank,
de onderste lagen vol met boeken en papieren.
'Ik heb iets dat ik U wil laten zien, mijnheer Nye', zei ze.
Dit was nauwelijks meer dan een gehucht, maar het was een zelfstandige gemeente en had
zijn eigen jaarverslagen. Zij haalde er een stapel tevoorschijn en legde die op tafel naast
Jonathan Nye.
'Hier', zei ze 'misschien vindt U het wel leuk om ze eens in te kijken.' Ze sloeg er één open en
wees op het schoolverslag.
Deze moeder kon niet pronken met de kunstzinnige gaven van haar dochter om een vrijer te
interesseren, want die had ze niet. Louisa bezat geen piano of orgel; ze kon niet schilderen;
maar ze had wel acht jaar lang tot ieders tevredenheid op school les gegeven - vanaf haar
zestiende jaar - en in ieder jaarverslag stond daarvan een getuigenis doorspekt met
lofuitingen. Aandachtig keek Jonathan Nye de boeken in; hij was maar een trage lezer. Hij
was een paar jaar ouder dan Louisa, en hij was groot en lomp; hij had een lang gezicht en een
lange nek. Zijn gezicht had een dieprode kleur van verlegenheid en dat bood een vreemd
contrast met zijn stijve, waardige houding.
Mevrouw Britton trok een stoel naar hem toe terwijl hij aan het lezen was. 'Ziet U, Louisa
heeft acht jaar lang op die school lesgegeven, zei ze, 'en ze zou er nog staan als de dochter van
mijnheer Mosely niet op een leeftijd was gekomen dat zij iets wilde gaan doen, en hij haar die
plaats niet had gegeven. Hij was lid van het bestuur weet U. Ik weet niet of ik het wel mag
zeggen, en ik hoop dat U het niet verder vertelt, maar ze zeggen dat Ida Mosely niet erg bevalt
en volgens mij krijgt zij niet zulke goede verslagen in de jaarboeken behalve als haar vader ze
schrijft. Kijk deze eens.'
Zeer aandachtig las Jonathan Nye de lovende getuigenis van Louisa's bekwaamheid, haar
verdiensten en haar beminnelijkheid, terwijl zijzelf in nukkig stilzwijgen in de verste hoek
van de kamer zat.
Af en toe, na een heimelijke blik op Jonathan die in een jaarverslag verdiept was, keek haar
moeder naar haar en gebaarde nadrukkelijk dat zij bij hen moest komen zitten maar zij
verroerde zich niet. Haar ogen stonden dof en kalm, haar lippen stonden stijf opeen; ze zag er
maar gewoontjes uit.
Louisa zag er erg aardig uit als ze blij en opgewekt was; op andere momenten leek ze wel een
gesloten bloem en was er niets aantrekkelijks aan haar te ontdekken. Jonathan Nye las alle
schoolverslagen; toen stond hij zwaar op. 'Ze zijn erg goed', zei hij. Hij keek schichtig naar
Louisa en probeerde te glimlachen; zijn kleur werd nog roder.
'Maar haast U toch niet', zei mevrouw Britton.
'Ik moest maar eens gaan, dunkt me; moeder is alleen.'
'Ze zal toch niet bang zijn; het is nog maar voor in de avond.'
'Ik weet het niet. Maar ik denk dat ik beter kan gaan.' Aarzelend keek hij naar Louisa.
Zij stond op en bleef staan, onverschillig.
'Gaat U toch weer zitten', zei mevrouw Britton.
'Nee, ik denk dat ik maar beter kan gaan.' Jonathan keerde zich naar Louisa. 'Goedenavond',
zei hij.
'Goedenavond.'
Mevrouw Britton volgde hem tot aan de deur. Ze keek om en wenkte Louisa gebiedend maar
die bleef staan. 'Komt U vooral toch een keer terug', zei mevrouw Britton tegen de bezoeker
toen hij wegging 'U bent altijd welkom; onze avonden zijn erg eenzaam. Vader valt in zijn
stoel in slaap en Louisa en ik hopen vaak dat er eens iemand langskomt; de mensen in deze