Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
33
van zijn vrouw was heeft hij me niet eens antwoord gegeven toen ik wat tegen hem zei. Als je
naar hem toegaat zul je het bezuren.'
Louisa zei niets meer. Zij begon de ontbijtboel af te ruimen en het huis aan kant te maken.
Haar moeder was eigenlijk zo zwak dat ze nauwelijks kon staan, dat zag zij ook wel in. Ze
was in de schommelstoel gaan zitten en rustte met haar hoofd tegen de rugleuning. Ze zag
bleek, haar gezicht tekende zich scherp af tegen de donkere katoenen overtrek.
Toen het huis aan kant was sloop Louisa naar boven, naar haar eigen kamertje. Ze trok haar
schone, oude, blauwe mousselinen jurk aan en zette haar hoed op; daarna sloop ze heimelijk
naar beneden en ging door de voordeur naar buiten. Het was zeven mijl naar het huis van oom
Solomon Mears en zij had besloten dat ze die zou lopen. Ze liep erg snel, totdat de ramen van
haar huis uit het gezicht waren verdwenen, daarna vertraagde ze haar pas een beetje. Het was
een van de heetste hondsdagen. Een vochtige hitte hing zwaar boven de aarde; de zon was
verschroeiend. Aan de voet van de heuvel kwam Louisa langs een huis waar een van haar
kennissen woonde, die net met een schaal vol vroege appels het hek binnenliep. 'Hallo,
Louisa', riep zij.
'Hallo, Vinnie.'
'Waar ga je heen?' I
'Oh, een eindje lopen.'
'Is het niet vreselijk heet? Zeg, Louisa, weet jij dat Ida Mosely bezig is jou van je plaats te
verdringen?'
'Van mij mag ze.'
Het andere meisje, dat groter en zwaarder was dan Louisa, met een vaal ongezond uiterlijk,
keek haar verwonderd aan.
'Ik snap niet waarom je hem niet wilt', zei ze, 'Ik had gedacht datje die kans met beide handen
zou aangrijpen.'
'Zou jij dat dan wel doen als je hem niet aardig vond?'
'Als hij zo'n mooi huis en zoveel geld had als Jonathan Nye, zou ik hem wel mogen',
antwoordde het meisje. Zij bood Louisa een paar appels aan; al etend liep ze verder. Ze had
die dag haast nog niets gegeten. Het was ongeveer negen uur; ze was vroeg opgestaan. Ze
schatte hoeveel uur het haar zou kosten om die zeven mijl te lopen. Om het vol te kunnen
houden liep ze zo snel als ze maar kon. De hitte leek erger te worden naarmate de zon hoger
kwam te staan. Ze had ongeveer drie mijl gelopen toen ze achter zich wielen hoorde ratelen.
Direkt daarna hield een paard-en-wagen naast haar stil.
'Goedemorgen.' zei een verlegen stem.
Zij keek om. Het was Jonathan Nye met zijn schimmel en zijn lichte wagentje.
'Goedemorgen.' zei ze.
'Moet je ver?'
'Een klein eindje.'
'Wil je niet meerijden?'
'Nee, dank je. Ik loop eigenlijk liever.'
Jonathan Nye knikte, maakte een onverstaanbaar geluid in zijn keel en reed door. Louisa keek
de wagen na die dansend voortrolde. Er warrelde stof op. Ze haalde haar zakdoek te
voorschijn en veegde de overvloedige zweetdruppels van haar gezicht.
Het was ongeveer twaalf uur 's middags toen zij het huis van haar oom Solomon Mears in
Wolfsborough in zicht kreeg. Het stond ver van de weg af, achter een groot groen, onbetreden
grasveld. De luiken voor de ramen aan de grote, vierkante gevel zaten dicht; het zag er uit
alsof iedereen weg was. Louisa liep om naar de zijdeur. Die stond wijd open. Een blauw
wolkje tabaksrook kringelde naar buiten. Solomon Mears zat daar in de grote oude keuken
zijn pijp te roken. Op de tafel naast hem stond een lege kom; hij had net zijn middagmaal van