Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
31
Die zondagavond voordat zij naar de kerk ging, haalde haar moeder een stuk breed, oud kant
uit de lade van haar schrijftafel. 'Kijk', zei ze, 'Dit ga ik aan de hals en de mouwen zetten
voordat je je jurk aantrekt. Het zal wat beter bedekken; het kant is breder dan de ruches.'
'Dat wil ik er niet op hebben', zei Louisa.
'En waarom niet? Je ziet er verschrikkelijk uit. Ik schaamde me vanochtend voor je.'
Met een beslist gebaar stak Louisa haar armen in de mouwen van haar witte jurk. De hele weg
naar de kerk zei haar moeder geen woord tegen haar. Na de dienst wandelde Jonathan Nye
met hen mee naar huis en bleef Louisa aan de andere zijde van haar moeder lopen. Hij kwam
mee naar binnen en bleef een uur. Mevrouw Britton hield hem bezig terwijl Louisa er
zwijgend bij zat. Toen hij weg was keek ze naar haar dochter alsof ze haar iets wilde doen
maar ze zei niets. Met veel lawaai schoof ze de grendel voor de keukendeur. Louisa stak haar
kaars aan.
Uit de kamer van de oude man klonk zijn luide ademhaling; voor zij naar de kerk waren
gegaan was hij voor de veiligheid in bed gestopt. Door de open ramen klonk een luid
gemurmel van de zomernacht alsof die ook in diepe slaap was.
'Welterusten moeder', zei Louisa toen ze naar boven ging; maar haar moeder gaf geen
antwoord.
De volgende dag was het erg warm. Het was een buitengewoon hete zomer. Louisa ging
vroeg naar buiten; haar moeder zou toch niet vragen waar ze heen ging. Ze kwam pas om
twaalf uur 's middags thuis. Haar gezicht gloeide; haar natte jurk kleefde aan haar armen en
schouders.
'Waar ben je geweest?' vroeg haar moeder.
'Oh, op het land.'
'Waar?'
'Bij mijnheer Mitchell.'
'Wat heb je daar gedaan?'
'Hooien.'
'Hooien met de mannen?'
'Er was niemand behalve mijnheer Mitchell en Johnny. Niet doen, moeder!'
Mevrouw Britton was bleek geworden. Zij zakte neer in een stoel. 'Ik kan het niet verdragen',
kreunde ze. 'De enige dochter die ik heb.'
'Zeg dat niet moeder! Ik heb niets kwaads gedaan. Wat voor kwaad kan dat nu? Waarom kan
ik niet net zo goed hooien als een man? Een heleboel vrouwen doen dat soort dingen, ook al
doet niemand dat hier in deze buurt. Hij zal me direkt betalen en we hebben het geld nodig.
Nee, moeder!' Louisa haalde een glas water.
'Hier moeder, drink dit maar'.
Mevrouw Britton duwde het weg. Louisa keek haar bezorgd aan. De laatste tijd was haar
moeder magerder geworden dan ooit; ze leek nauwelijks groter dan een kind. Even later stond
zij op en liep naar het fornuis. 'Doe maar niet moeder, laat mij het eten maar afmaken',
smeekte Louisa. Zij probeerde de trommel met broodjes uit haar moeders handen te pakken,
maar die trok hem met een ruk weg. De oude man zat op de drempel; hij lag languit en loom
in de zon als een oude hond.
'Kom vader', riep mevrouw Britton met een dorre stem. 'Het eten is klaar - wat er nog aan eten
is tenminste.'
De oude man schuifelde naar binnen, hij glimlachte. De maaltijd bestond alleen maar uit
warme broodjes en thee. Het voedsel werd met de dag schaarser. Het beetje spaargeld uit de
tijd dat Louisa onderwijzeres was, was op en haar verdiensten nu waren laag en onzeker.
Gedurende de zomer waren zij voor voedsel afhankelijk van hun tuin, maar in sommige
opzichten was die tekort geschoten. Op een dag was de oude man stralend binnengekomen,
zijn bevende handen vol aardappelbloesems; daarboven schitterden zijn ogen als van een