Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
34
brood en melk gehad. Hij maakte zijn eigen eten klaar want hij woonde alleen sinds zijn
vrouw gestorven was.
Hij keek naar Louisa. Blijkbaar herkende hij haar niet.
'Hoe gaat het met U, oom Solomon?' zei Louisa.
'Ach, het is de dochter van John Britton! Hoe gaat het ermee?'
Hij haalde zijn pijp net lang genoeg uit zijn mond om dat te zeggen en stak hem daarna weer
terug. Zijn ogen, doordringend onder zijn borstelige wenkbrauwen, waren op Louisa
gevestigd; zijn brede, bewegelijke gezicht was even onverzettelijk afwijzend als dat van een
os; zijn stevige lichaam, in zijn vuile boerenkleren, vulde de stoel helemaal. Hij zat pal
tegenover de deuropening. Louisa ging voor hem staan en zette met een zekere waardigheid
haar zaak uiteen terwijl de zweetdruppels van haar gloeiende gezicht liepen. Deze oude man
was haar moeders naaste familielid. Hij had geld genoeg. Zou zij hem overleven dan zou het
van haar zijn, tenzij zijn testament anders bepaalde. Met haar eenvoudig
rechtvaardigheidsbesef had zij het gevoel dat hij haar behoorde te helpen. De oude man
luisterde. Toen zij ophield met praten nam hij langzaam de pijp uit zijn mond en staarde
somber langs haar heen naar zijn hooiland waar nu groene stoppels stonden.
'Op dit moment heb ik geen geld dat ik kan missen', zei hij. 'Ik neem aan dat je weet dat jouw
vader mij ooit een flinke som heeft afgezet?'
'Geld hebben we niet zo hard nodig; als U maar iets over had om te eten. Wij hebben alleen
maar groente uit de tuin.'
Solomon Mears keek nog steeds fronsend langs haar heen naar het hooiland. Weldra stond hij
langzaam op en liep de keuken door. Louisa ging op de drempel zitten en wachtte.
Haar oom bleef tamelijk lang weg. Zij staarde ook in de richting van het veld dat in het hete
licht als een zee leek te golven.
'Hier zijn een paar dingen die je mee kunt nemen, als je wilt tenminste', zei haar oom achter
haar. Snel stond zij op. Hij wees grimmig naar de keukentafel. Hij was ouderling, een
orthodoxe gelovige; hij verstond de hulproep van de armen maar aalmoezen gaf hij zoals een
soldaat zijn zwaard opgeeft. Vrijgevig was hij alleen na heel wat strijd met zijn geweten. Op
de tafel lagen een ham, een zak maïsmeel, een zak bloem en een mand met eieren.
'Ik ben bang dat ik dat niet allemaal kan dragen.' zei Louisa.
'Laat dan hier wat je te veel is.' Solomon pakte zijn hoed en liep naar buiten. Hij mompelde
zoiets van 'niet meer tijd verkwisten', terwijl hij wegliep.
Louisa stond naar de pakken te kijken. Het was voor haar totaal onmogelijk om ze allemaal
tegelijk te dragen. Ze hoorde haar oom tegen een paar koeien schreeuwen die hij uit de schuur
dreef. Ze nam de zak maismeel en de mand met eieren op en droeg ze naar buiten naar het
hek; toen keerde ze terug, pakte de bloem en de ham en liep daarmee naar een punt daar
voorbij. Toen keerde ze terug voor het meel en de eieren en sjouwde die voorbij de andere
dingen. Op die manier legde ze de zeven mijl naar huis af. De hitte werd erger. Sinds de
ochtend had ze niets gegeten behalve de appels die ze van haar vriendin had gekregen. Ze
voelde zich licht in haar hoofd maar ze ging verder. Zelfs onder de verzengende zon stond
haar besluit onwrikbaar als een rots. Af en toe rustte ze even uit onder een boom, maar
spoedig stond ze dan weer op en ging verder. Het leek op een bedevaart en het Mekka aan het
eind van de brandende weg door de woestijn was haar eigen onafhankelijkheid als
ongetrouwde vrouw.
Het was over achten toen zij haar huis bereikte. Haar moeder stond in de deuropening naar
haar uit te kijken, turend in de schemering.
'Mijn hemel, Louisa Britton! Waar ben je geweest?' begon ze, maar Louisa legde het
maismeel en de eieren op de stoep neer.
'Ik moet nog even een eindje terug', hijgde ze.