Navigation bar
  Print document Start Previous page
 35 of 73 
Next page End 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
35
Toen ze met de bloem en de ham terugkeerde kon ze nauwelijks het huis binnenkomen. Ze
legde ze op de keukentafel waar haar moeder de andere dingen had neergelegd en zakte op de
stoel neer.
'Heb je alles op die manier mee naar huis genomen?' vroeg haar moeder. 
Louisa knikte.
'Helemaal vanaf oom Solomon?'
'Ja.'
Haar moeder ging naar haar toe en nam haar hoed af. 'Het is een geluk dat je geen zonnesteek
hebt gekregen', zei ze, scherp maar teder. 'Ik heb je iets te vertellen. Wat denk je dat er
gebeurd is? Mijnheer Mosely is hier geweest en hij vroeg of je weer op school wilde komen
als die volgende week weer open gaat. Hij zegt dat Ida een beetje ziek is, maar dat is het niet,
denk ik. Ze denken dat zij binnenkort vaste verkering krijgt. Dat zegt mevrouw Mitchell. Zij
is hier geweest. Zij zegt dat hij de hele tijd van alles komt brengen maar volgens haar is er
nog niets vast geregeld. Ze zegt dat zij zo zeker van hun zaak zijn dat ze Ida de school laten
opgeven. Ik zei tegen haar dat ik dacht dat Ida wel een goede vrouw voor hem zou zijn en dat
ze eerder tevreden was dan sommige andere meisjes. En wat denk je dat mevrouw Mitchell
zei? Ze zegt dat mevrouw Nye haar vertelde, dat één ding zeker was: als Jonathan jou zou
krijgen zou hij zich niet laten opschepen met mij en vader; daar zou hij wel voor uitkijken. Ik
zei tegen mevrouw Mitchell dat hij met niemand opgescheept zou worden, niet met jou en
met niemand. Ik hoop dat ze dat aan mevrouw Nye vertelt. Nu zal ik je een beker melk
inschenken - mevrouw Mitchell kwam met een hele emmer aan; zij zegt dat ze nu meer
hebben dan ze kunnen gebruiken - ze hebben nu geen varken - en daarna ga je op de sofa in
de zitkamer liggen en afkoelen; en ik zal wat pap voor het avondeten maken en een paar
eieren koken. Vader zal niet weten wat hem overkomt. Ga nu meteen naar binnen. Ik ben
vreselijk bang dat je ziek wordt. Ik heb nog nooit van iemand gehoord die zoiets deed als jij.'
Louisa dronk haar melk op en strompelde de zitkamer in. Daar was het warm en benauwd,
dus opende ze de voordeur en ging op de drempel zitten. Het schemerde al flink maar in het
westen stond een heldergele gloed. Daar middenin was één grote ster opgekomen. Een heiïge
koelte verspreidde zich over alles. De lucht was vol vogelgeluiden en stemmen van kinderen.
Nu en dan klaterde er een lach. Louisa leunde met haar hoofd tegen de deurpost. 
Het huis stond vlak aan de weg. Er kwam iemand langs - een man met een mand. Louisa keek
even naar hem en aan zijn gang herkende ze Jonathan Nye. Hij liep de weg verder af naar de
Moselys. Louisa wendde haar blik van hem af en hervatte haar zoete, mysterieuze
meisjesdromen.
Previous page Top Next page