Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
40
De twee oude vrouwen kwamen moeizaam overeind en voorzichtig over de gladde
dennenaalden stappend, begonnen ze door het bos te wandelen. Het bos weerklonk van
vrolijke kreten, in het groen lichtten her en der de lichte kleuren van kleding op. Met
tussenpozen klonken er droge klappen van rotjes, een kanonschot, of het melancholieke
getoeter van een hoorn. Zo nu en dan kringelde er blauwe kruitdamp in een gouden stoom
wolkje van de mistige grond naar boven. Emily was bijziend; turend en nietsvermoedend
bewoog zij zich verder, haar lange hals vooruitgestoken. Matilda was voorop gegaan maar
plotseling stapte ze opzij. Emily liep argeloos verder en hield haar kostbare jurk omhoog.
Plotseling was er een rookwolk je, een opschietende vlam, een serie gemene kleine knalletjes,
en de arme Emily Babcock danste als een martelares op de brandstapel; haar voorname
waardigheid liet haar volkomen in de steek. 'Oh, oh, oh!' gilde ze.
Matilda Jennings kwam haastig naar voren; tegen die tijd stond Emily bleek en bevend op een
hoopje as. 'Je bent in een hoop rotjes gestapt', zei Matilda, 'er rende net een jongen weg. Ik
zag hem. Waarom ben je daar toch bovenop blijven staan? Waarom heb je niet gezorgd dat je
wegkwam?'
'Ik - dat kon ik niet', zei Emily naar adem snakkend; ze kon nauwelijks spreken.
'Ik geloof niet dat het veel kwaad heeft gedaan; die jongens zouden vervolgd moeten worden.
Heb je het gevoel dat je ergens verbrand bent, Emily?'
'Nee - ik geloof van niet.'
'Het lijkt alsof je jurk - laat me eens even naar je jurk kijken, Emily. Goeie genade! Wat
vreselijk jammer! Kijk eens naar al die gaatjes, precies op de strook waar je het ziet!'
Dat was maar al te waar. De strook die ter versiering aan de onderkant van de jurk was gezet
was op een aantal plaatsen verschroeid. Emily keek ernaar en voelde zich verbleken. 'Ik moet
direkt naar huis', jammerde ze. 'Oh, hemel!'
'Misschien kun je de gaatjes stoppen als je het zo vreselijk vindt', zei Matilda niet helemaal op
haar gemak.
Emily zei niets; ze ging naar huis. Haar jurk veegde langs de stoffige planten aan de kant van
de weg maar ze schonk er geen aandacht aan; ze liep zo snel dat Matilda haar nauwelijks bij
kon houden. Toen ze bij haar eigen hek kwam sloeg ze het vlug voor Matilda's neus dicht,
daarna snelde ze het huis binnen.
Elizabeth kwam met een brief in haar hand naar de deur van de zitkamer. Toen ze het gezicht
van haar zuster zag, riep ze uit: 'Wat is er in vredesnaam aan de hand, Emily?'
'Jij kunt nooit meer uitgaan, Elizabeth. Nooit meer.'
'Mag ik misschien weten waarom niet? Wat bedoel je, Emily Babcock?'
'Jij kunt nooit meer uitgaan. Ik ben in een paar rotjes gestapt en ik heb een paar grote gaten
precies in de strook gebrand. Jij kunt hem nooit meer dragen zonder dat de mensen het zullen
zien. Matilda Jennings zal het hun wel vertellen. Oh, Elizabeth, wat ga je nu doen?'
'Doen?' zei Elizabeth. 'Nou, op mijn leeftijd hoef ik toch, hoop ik, niet meer zo nodig uit te
gaan, als het zo mocht lopen. Laat eens zien. Hm, dat kan ik wel stoppen.'
'Nee, dat kan niet. Als je dat deed zou Matilda het zien. Oh hemel, oh hemel!' Emily zakte
neer in een hoek en sloeg haar smalle handen voor haar gezicht.
'Hou op met dat gedoe', zei haar zuster. 'Ik heb net een brief gekregen; Tante Elizabeth is
dood'.
Na een tijdje keek Emily op. 'Wanneer is ze gestorven?' vroeg ze, met wanhoop in haar stem.
'Vorige week'.
'Hebben ze ons voor de begrafenis gevraagd?'
'Natuurlijk, vorige week vrijdag was het om twee uur 's middags. Ze wisten wel dat wij de
brief pas na de begrafenis zouden krijgen maar natuurlijk hebben ze ons wel gevraagd.'
'Waaraan zeiden ze dat ze gestorven is?'
'Ouderdom denk ik, dat in elk geval. Tante Elizabeth was ver over de tachtig.'