Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
41
Emily zat diep na te denken; het leek alsof ze luisterde, terwijl haar zuster uitgebreid vertelde
wat er in de brief stond. Plotseling onderbrak ze haar.
'Elizabeth.'
'Ja?'
'Ik zat te denken, Elizabeth - weetje nog die voiles van crèpe die we gedragen hebben toen
moeder was gestorven?'
'Ja, wat is daar mee?'
'Waarom zou je geen strook van die voiles kunnen maken en die op deze jurk zetten als jij
hem draagt, dan zou ze niets kunnen zien.
'Waarom zou ik dan een strook van crèpe moeten dragen?'
'Nou, je bent toch in de rouw voor tante Elizabeth?'
'Emily Babcock, wat voor zin zou het hebben als ik wel in de rouw liep en jij niet?'
'Jij bent naar haar vernoemd en dat is iets heel anders. Je kunt de mensen gewoon vertellen dat
jij vernoemd bent naar de tante die net gestorven is, en dat je vond dat je een beetje crèpe op
je nette jurk hoorde te dragen.'
'Het is wel een vreselijk werk om elke keer dat we de jurk dragen, er een andere strook op te
zetten.'
'Dat zal ik wel doen; ik wil het zelfs heel graag doen. Oh, Elizabeth, ik besterf het als je ooit
nog een keer uitgaat met die jurk aan.'
'Oh, nee, alsjeblieft niet, Emily! Ik zal die voiles na het avondeten opzoeken en er eens naar
kijken.'
De volgende zondag droeg Elizabeth naar de kerk de zwartzijden jurk, getooid met een strook
crèpe. Matilda Jennings liep met haar mee naar huis terug en ze keek nauwlettend naar de
nieuwe versiering. :Je hebt er een nieuwe strook op, he?' zei ze tenslotte.
'Vorige week kreeg ik bericht dat mijn tante Elizabeth Taylor gestorven is en ik vond het
gepast om wat crèpe te dragen', antwoordde Elizabeth waardig.
'Is Emily ook in de rouw?'
'Emily heeft er geen reden voor. Zij is niet zoals ik, naar haar vernoemd, en ze heeft haar maar
één keer gezien toen ze nog een klein meisje was. Ik heb haar nog zo'n tien jaar geleden
gezien. Zij woonde in het westen. Ik vond dat Emily geen reden had om crèpe te dragen.'
Matilda zei niets meer maar de achterdocht was niet uit haar ogen verdwenen toen zijn bij het
hek van de Babcocks uiteen gingen.
De week daarop arriveerde er uit het westen een grote kist vol kleren van tante Elizabeth
Taylor. Haar dochter had ze gestuurd. In de kist zat een aardige verzameling mooie kleren van
de oude vrouw, en tussen de andere jurken zaten er twee van zwarte zijde. Tante Elizabeth
was altijd graag goed gekleed gegaan hoewel ze over de tachtig gestorven was. Het was een
grote verrassing voor de zusters. Zij hadden nooit van zoiets gedroomd. Geïmponeerd en vol
blijdschap haalden zij met kloppend hart de schatten tevoorschijn. Emily greep Elizabeth vast,
een magere hand op een magere arm.
'Elizabeth!'
'Wat is er?'
'Hier - vertellen we - niemand iets over. Aanstaande zondag gaan we gewoon samen naar de
kerk en dragen wij deze zwartzijden jurken. Matilda Jennings zal vast paf staan.'
Elizabeth keek Emily aan. Haar diepliggende blauwe ogen lichtten op, ze klemde haar dunne
lippen opeen. 'Dat doen we', zei ze.
Toen zij de volgende zondag naar de kerk gingen, droegen de twee zusters de zwartzijden
jurken. Die week verschenen zij eerst samen op de naaikrans, en toen weer samen bij de
kerkdienst. De verbazing en nieuwsgierigheid bleef geenszins tot Matilda Jennings beperkt.
De hooghartigheid waarvan de zusters Babcock blijk gegeven hadden door zich niet samen in