Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
48
intussen nog meer geld verdiend, en al die tijd heb ik daarvan zoveel mogelijk voor je
gespaard, en nóg heb je dat huis niet gebouwd. Je hebt hokken gebouwd en koeiestallen en
een nieuwe schuur, en nu ga je er weer één bouwen. Vind je dat dan juist, vader? Je geeft je
stomme beesten een beter onderkomen dan je eigen vlees en bloed. Vind je dat dan juist?'
'Ik heb hier niets over te zeggen.'
'Je kunt ook niets zeggen, zonder toe te moeten geven dat het niet juist is, vader. En er is nog
wat - ik heb nooit geklaagd; ik heb het veertig jaar lang volgehouden, en ik hoop het nóg
veertig jaar vol te houden, behalve als - als we geen ander huis krijgen. Nanny kan niet bij ons
wonen als ze getrouwd is. Ze zal van ons vandaan moeten gaan en ergens anders moeten
wonen, en ik denk er in de verste verte niet aan om dat te laten gebeuren, vader. Ze is nooit zo
sterk geweest. Ze ziet er blozend uit maar ze is niet zo stevig. Het zwaarste werk heb ik haar
altijd bespaard; ze is niet geschikt voor het huishouden en om alles alleen te doen. Binnen een
jaar is ze helemaal aan het eind van haar krachten. Ik zie haar nog niet ál die was doen en
strijken en koken met die zachte witte handen en armen en het hele huis vegen! Dat zal ik niet
laten gebeuren, vader, in geen geval.'
Haar gezicht gloeide, haar goedige ogen glansden. Ze had voor haar eigen zaak gepleit als de
beste advocaat, nu eens ernstig, dan weer hartstochtelijk; maar haar tegenstander hulde zich in
een eigenzinnig stilzwijgen dat haar welbespraaktheid als een spottende echo terugkaatste.
Adoniram stond plomp op.
'Vader, heb je dan niets te zeggen', vroeg mevrouw Penn.
'Ik moet achter die lading grint aan. Ik kan hier niet de hele dag staan praten.'
'Vader, denk er nog eens over na, waarom laat je geen huis bouwen in plaats van een schuur?'
'Ik heb niets te zeggen.'
Adoniram schoof naar buiten.
Mevrouw Penn ging naar de slaapkamer. Toen ze terugkwam had ze rode ogen. Ze had een
rol ongebleekt katoen gehaald. Die spreidde zij uit op de keukentafel en ze begon daar
hemden voor haar man uit te knippen. De mannen op het veld hadden versterking gekregen
die middag; ze kon hun geroep horen.
Het patroon voor de hemden was krap afgemeten, ze moest de mouwen inpassen en uit
meerdere stukken samenvoegen. Nanny kwam thuis met haar borduursel en begon te naaien.
Haar papillotten had ze uit haar haar gehaald zodat nu een zachte lok blond haar als een kroon
over haar voorhoofd hing; haar gezicht leek zo broos en doorschijnend als porselein.
Plots keek ze op; een zacht rood vlamde over haar hele gezicht en hals. 'Moeder', zei ze.
'Ja, wat?'
'Ik heb eens nagedacht - ik zie niet hoe we in deze kamer een bruiloft kunnen houden. Ik zou
me schamen om zijn familie te vragen als we niemand anders zouden uitnodigen.'
'Misschien kunnen we tegen die tijd een nieuw behangetje nemen; dat kan ik er dan wel
opplakken. Je zult je heus niet hoeven te schamen voor je familie.'
'We zouden de bruiloft in de nieuwe schuur kunnen houden', zei Nanny kleintjes. 'Hé,
moeder, waarom kijkt U zo?'
Mevrouw Penn maakte een verschrikte beweging en staarde haar met een merkwaardige
uitdrukking aan. Ze keerde zich weer naar haar werk en spreidde heel zorgvuldig een patroon
uit op de stof. 'Niets' zei ze.
Op dat moment ratelde Adoniram het erf af in zijn tweewielige stortkar, fier rechtop staand
als een Romeins wagenmenner.
Mevrouw Penn deed de deur open en bleef even naar buiten staan kijken; het geroep van de
mannen klonk luider. Gedurende al die lentemaanden leek het haar alsof zij niets anders
hoorde dan het geroep en het geluid van zagen en hamers. De nieuwe schuur schoot flink op.
Het was een prachtig bouwsel voor dit kleine dorp. Mannen kwamen het op mooie zondagen,