Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
49
in hun beste pakken en schone frontjes, rondom bewonderen. Mevrouw Penn zweeg erover,
en Adoniram praatte er niet over, hoewel hij soms, na zijn inspectieronde, een houding
aannam van gekwetste waardigheid.
"t is vreemd hoe je moeder denkt over de nieuwe schuur', zei hij op een dag vertrouwelijk
tegen Sammy.
Sammy bromde daarop alleen - op een voor een jongen vreemde manier; dat had hij van zijn
vader geleerd.
In de derde week van juli was de schuur helemaal klaar en voor gebruik gereed. Adoniram
had zich voorgenomen zijn vee woensdag naar de nieuwe schuur over te brengen; dinsdag
ontving hij een brief die zijn plannen veranderde. Vroeg in de ochtend kwam hij ermee
binnen. 'Sammy is naar het postkantoor geweest', zei hij, 'en ik heb een brief van Hiram
gekregen.' Hiram was een broer van mevrouw Penn, die in Vermont woonde.
'Nou', zei mevrouw Penn, 'wat zegt hij over de familie?'
'Ik geloof dat ze het goed maken. Hij zegt dat als ik er nu meteen heen ga, dat er dan een kans
is dat ik precies het soort paard kan kopen dat ik hebben wil.' Peinzend staarde hij uit het raam
naar de nieuwe schuur. Mevrouw Penn was pasteitjes aan het maken. Ze ging door met de
deegrol op het deeg te slaan hoewel ze erg bleek was en haar hart luid klopte.
'Ik dacht dat ik maar beter kan gaan', zei Adoniram. 'Ik vind het ontzettend vervelend om juist
nu weg te gaan, zo midden in het hooien maar die vijf hectare grond is gemaaid, en ik neem
aan dat Rufus en de anderen het voor een dag of drie, vier zonder mij afkunnen. Ik kan hier in
de omtrek helemaal geen paard vinden dat geschikt is en ik moet toch nog een paard hebben
voor al dat hout dat in de herfst vervoerd moet worden. Ik had Hiram gevraagd voor me uit te
kijken en me te waarschuwen als hij lucht kreeg van een goed paard. Ik denk dat ik maar beter
kan gaan.'
'Ik zal je schone hemd en boordje uit de kast halen', zei mevrouw Penn kalm.
Ze legde Adoniram's zondagse pak en zijn schone kleren klaar op het bed in de kleine
slaapkamer. Ze legde zijn scheermes gereed en zette zijn scheerwater klaar. Tenslotte knoopte
ze zijn boordje dicht en deed hem zijn zwarte das om.
Adoniram droeg nooit zijn boord en das behalve bij bijzondere gelegenheden. Hij hield zijn
hoofd hoog, stijf en waardig. Toen hij helemaal klaar was - jas en hoed geborsteld, en de
lunch bestaande uit pasteien en kaas in een papieren zak - aarzelde hij even bij de drempel.
Hij keek naar zijn vrouw en zijn houding was uitdagend en verontschuldigend tegelijk.
'Als die koeien vandaag komen, kan Sammy ze de nieuwe schuur indrijven', zei hij; 'en als ze
het hooi binnenbrengen, kunnen ze het daar opsteken.'
'Dat is goed', antwoordde mevrouw Penn.
Adoniram stak zijn geschoren kop naar voren, en ging. Toen hij de drempel over was draaide
hij zich om en keek met een soort nerveuze ernst achter zich. 'Als er verder niets gebeurt ben
ik zaterdag terug', zei hij.
'Wees voorzichtig, vader', antwoordde zijn vrouw.
Zij stond in de deuropening met Nanny vlak naast haar, en keek hem na tot hij uit het gezicht
was. Haar ogen hadden een vreemde, weifelende uitdrukking gekregen; haar anders zo
vreedzame voorhoofd was gefronst. Ze ging naar binnen, weer aan haar bakwerk. Nanny zat
te naaien. Haar trouwdag kwam steeds dichterbij, en zij werd bleek en mager van het
aanhoudend naaien. Haar moeder wierp telkens een blik op haar.
'Heb je die pijn weer in je zij vanmorgen?' vroeg ze.
'Een beetje.'
Terwijl ze zo aan het werk was, veranderde er iets in het gezicht van mevrouw Penn; haar
bezorgde voorhoofd klaarde op, haar ogen waren kalm, haar lippen stonden stevig op elkaar.
Ze formuleerde een gezegde voor zichzelf; hoewel eerst onsamenhangend, (zij was