Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
55
haar naaischort van bedrukt katoen eroverheen, tenzij ze visite had. Ze had nog maar net het
rose met witte schort, haastig maar nauwgezet, opgevouwen en in een tafella gelegd, toen de
deur openging en Joe Dagget binnenkwam.
Het leek wel ofhij de hele kamer vulde. De kleine gele kanarie, die in zijn groene kooi bij het
raam op het zuiden had zitten slapen, werd wakker en fladderde met zijn gele vleugeltjes wild
tegen de tralies. Dat deed hij altijd als Joe Dagget in de kamer kwam.
'Goedenavond', zei Louisa. Ze stak haar hand uit met een soort plechtige hartelijkheid.
'Goedenavond Louisa', antwoordde de man op luide toon.
Ze zette een stoel voor hem neer en ze zaten tegenover elkaar, met de tafel tussen hen in. Hij
zat stijf rechtop, zijn zware voeten stevig op de grond geplant en keek opgeruimd, maar slecht
op zijn gemak de kamer rond. Zij zat bevallig rechtop, haar smalle handen in haar witlinnen
schoot gevouwen.
'Het is een aangename dag geweest', merkte Dagget op.
'Zeer aangenaam', stemde Louisa zacht in. 'Ben je aan het hooien geweest?' vroeg ze na een
poosje.
'Ja, ik heb de hele dag gehooid op het stuk van tien hectare. Behoorlijk warm werk!'
'Ja, dat geloof ik ook.'
'Ja, het is flink warm werk zo in de zon!'
'Voelt je moeder zich nu beter vandaag?'
'Ja, moeder maakt het vrij goed.'
'Ik neem aan dat Lily Dyer nu bij haar is?'
Dagget kleurde. 'Ja, ze is bij haar', antwoordde hij langzaam.
Hij was niet zo jong meer maar hij had iets jongensachtigs. Louisa was een paar jaar jonger
dan hij, haar gezicht was witter en gladder maar zij zag er ouder uit dan ze was.
'Ze zal wel een goede hulp zijn voor je moeder', zei ze toen weer.
'Dat denk ik ook, ik zou niet weten hoe moeder het zonder haar zou kunnen stellen', zei
Dagget met een soort verlegen warmte.
'Ze lijkt me echt een heel handig meisje. Ze ziet er ook heel aardig uit', merkte Louisa op.
'Ja, ze ziet er inderdaad aardig uit.'
Dagget begon wat te bladeren in de boeken die op tafel lagen. Er lag een rood, vierkant
poëzie-album en een 'Geschenkboek voor jonge dames' dat van Louisa's moeder was geweest.
Hij pakte ze een voor een op en deed ze open; daarna legde hij ze weer neer, het album boven
op het geschenkboek. Louisa bleef er naar kijken, niet erg op haar gemak. Tenslotte stond ze
op en veranderde de volgorde van de boeken; het album legde ze onderop. Zo hadden ze
oorspronkelijk gelegen. Dagget lachte even ongemakkelijk. 'Wat maakt het nu uit welk boek
bovenop ligt', zei hij. Louisa glimlachte verontschuldigend. 'Zo leg ik ze altijd neer',
mompelde ze. 'Jij slaat ook alles', zei Dagget, in een poging om te lachen. Zijn grote gezicht
bloosde.
Hij bleef ongeveer een uur, toen stond hij op om afscheid te nemen. Bij het weggaan
struikelde hij over een kleedje en in een poging om zijn evenwicht te hervinden stootte hij
tegen Louisa's handwerkmandje op de tafel en gooide het op de grond. Hij keek naar Louisa,
dan naar de rollende klossen; onhandig schoot hij erop af maar zij hield hem tegen. 'Het geeft
niet', zei ze. 'Ik raap het wel op als je weg bent.' Ze sprak stijfjes. Haar poging om hem gerust
te stellen leek wat gemaakt, hetzij omdat ze verstoord was, hetzij omdat zijn zenuwachtigheid
zijn weerslag op haar had.
Toen Joe Dagget buiten stond, snoof hij met een diepe zucht de zachte buitenlucht op; hij
voelde zich net een onschuldige beer die zojuist met de beste bedoelingen een bezoek aan een
porseleinwinkel heeft gebracht.
Louisa voelde zich van haar kant zo ongeveer als de vriendelijke maar veelgeplaagde
eigenares van de porseleinwinkel na het bezoek van de beer.