Navigation bar
  Print document Start Previous page
 62 of 73 
Next page End 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
62
Zo arm als een kerkrat
'Een vrouw die koster is - daar heb ik nog nooit van gehoord.'
'Wat maakt dat nou uit; ik zou niet weten waarom een vrouw niet net zo goed koster kan zijn
als een man - dat zie ik echt niet in. Vrouwen zouden een stuk beter afstoffen. Ik heb heel
vaak gezien dat er zoveel stof op de banken lag dat je je naam erin kon schrijven, en daar heb
ik niets van gezegd. En ik zal heus niets kwaads over Joe Sowen zeggen nu hij dood en
begraven is. De meeste mannen zouden het niet beter doen. Mannen komen op heel wat
plaatsen waar ze niet thuis horen, en waar ze zo ongemakkelijk zitten als een koe op stok bij
de kippen en alleen maar doordat ze zich voor de vrouwen dringen. Ik neem het hen niet
kwalijk; ik denk dat ik ook zou voordringen als ik kon, precies zo. Maar voor zover ik na kan
gaan is er geen enkele reden waarom een vrouw geen koster zou kunnen worden.'
Hetty Fifield stond voor Caleb Gale in het veld met nagras. Hij was diaken, voorzitter van de
kerkeraad en de rijkste en meest invloedrijke man van het dorp. Maar als je hem zag zou je
dat niet gedacht hebben. Er was niets indrukwekkends aan zijn slungelige gestalte in zijn
katoenen hemd en slobberige broek. Maar zijn ogen, in zijn grote gezicht, rood en vochtig van
het zweet, keken de verre horizon af, stijf en gereserveerd; hij keek niet naar Hetty.
'Hoe zou jij de klok dan luiden?' zei hij. 'Je zou ook de doodsklok moeten luiden als er iemand
stierf.'
'Het is mij om het even of ik nou de klok van dat kleine kerkje luid of dat ik een koeiebel
klingel', zei Hetty, 'en ik zou zelfs de doodsklok luiden voor Methusalem als die hier woonde.
'Het zou belachelijk zijn als ik daar niet sterk genoeg voor was.'
'Je moet er slag van hebben.'
'Als ik er niet evengoed slag van had als Joe Sowen zou ik het niet eens proberen.'
'Je kunt vast het vuur in de kachels niet verzorgen.'
'De kachels verzorgen - na al het hout dat ik veertig jaar lang heb gehakt en heb
binnengebracht! En dan zou ik nu het vuur niet aan kunnen houden in die twee kleine
houtkacheltjes?!'
'Het is heel veel werk om de kerk aan te vegen.'
'Alleen dat kleine kerkje - ik zou denken dat ik meer werk heb verzet dan dat.'
'Aan één ding heb je niet gedacht.'
'Wat dan?'
'Waar zou je moeten wonen? De oude Joe Sowen kreeg niet meer dan twintig dollar per jaar
en zoveel zouden we een vrouw niet kunnen betalen. Je zou niet genoeg geld hebben om waar
dan ook te wonen.' 
'Waar moet ik wonen, of ik nu koster wordt of niet?'
Caleb Gale zweeg.
Er woei een lichte wind, het nagras golfde om Hetty heen als een bruingroene zee met hier en
daar blauwe en gouden rimpels van de asters en guldenroede. Zij stond er middenin als een
meidoorn die in de lange zomer buigzaam en taai was geworden; haar bruine katoenen jurk
hing over haar schouders als een verwelkt blad, waaronder haar taaie kleine gestalte zich
scherp aftekende. Haar gelaatskleur was vaal als van een indiaanse vrouwen ze had mooie
zwarte ogen die, hoewel ze oud was, helder keken. Ze hield ze op Caleb gevestigd. Plotseling
stond ze op haar tenen; de wind kreeg vat op haar jurk en blies hem bol; haar ogen
schitterden. 'Ik zal je vertellen waar ik ga wonen', zei ze. 'In de kerk ga ik wonen.'
Caleb keek naar haar. 'Wonen in de kerk!'
'Jazeker.'
'In de kerk wonen!'
'Waarom niet.'
Previous page Top Next page