Navigation bar
  Print document Start Previous page
 64 of 73 
Next page End 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
64
toen Hetty het huis van Caleb verliet, liep ze voort in een dichte stofwolk. Ze keek noch links
noch rechts, ze hield haar smalle, levendige gezicht recht vooruit gewend en bewoog zich
voort als een of ander klein diertje, alsof haar instinct haar dat ingaf. Weldra kwam ze bij een
groot huis dat rechts van de weg lag; daar hield ze stil. De voortuin stond vol meubels, de
tafels en stoelen temidden van de dahlia's en bosjes margrieten. In een hoek van de tuin boog
Hetty zich over de schutting en inspecteerde een klein hoopje huisraad dat apart lag van de
rest. Er was een klein fornuis, een koffer, een geel ledikant dat tegen de schutting geleund
stond, en een stapel beddegoed. Er stond een groepje kinderen in de voortuin naar Hetty te
staren. In de deuropening verscheen een vrouw. Ze was klein, ze had een zwarte veeg op haar
afgetobde gezicht en toen ze naar Hetty keek fronste ze haar wenkbrauwen tegen het zonlicht.
'En, heb je onderdak gevonden?' zei ze met een onverwacht lage stem.
'Ja, ik denk het wel', antwoordde Hetty.
'Ik zou niet weten hoe ik je zou kunnen onderbrengen. Alle bedden zijn vol - ik verwacht zijn
moeder in de loop van de avond en alles ligt trouwens overhoop.'
'Iedereen heeft logés; zoiets heb ik nog nooit meegemaakt.' 
Uit Hetty's stem kon je niet opmaken wat ze bedoelde. De andere vrouw keek haar scherp aan.
'Je hebt toch onderdak, niet?' vroeg ze; ze twijfelde.
'Ja.'
Links van dit huis, een flink stuk van de weg af, stond een klein, ongeverfd huisje, nauwelijks
meer dan een hut. Er kwam rook uit de schoorsteen en een lange jongen leunde tegen de
deurpost. Nagekeken door de vrouwen de kinderen liep Hetty dwars het grasveld over op het
voetpad naar het huisje. 'Zou ze daar dan gaan wonen misschien?' vroeg de vrouw zich
mompelend af. 
De jongen zag Hetty niet todat zij vlak bij was, toen ging hij rechtop staan alsof hij net
wakker was geworden, en probeerde langs het huisje weg te sluipen maar Hetty riep hem na.
'Sammy', riep ze, 'Sammy, kom terug, ik heb je nodig!'
'Wat wil je?'
'Kom hier!'
Met tegenzin slenterde de jongen terug en een grote vrouw kwam naar de deur. Bezorgd boog
ze zich naar buiten om te horen wat Hetty zei.
'Ik wil dat je me komt helpen om het fornuis er, mijn spullen te verhuizen', zei Hetty.
'Waar naar toe?'
'Naar de kerk.'
'De kerk?'
'Ja, naar de kerk.'
De vrouw in de deuropening had kletsnatte handen; achter haar steeg stoom uit een wastobbe
op. Zij en de jongen staarden Hetty aan maar ze waren veel te verbaasd om het allemaal te
kunnen vatten.
'Ik wil dat Sammy meteen mee komt om te helpen', zei Hetty.
'Hij is niet sterk genoeg om een fornuis te dragen', zei de vrouw. 'Niet sterk genoeg!' 'Hij
wordt kreupel.'
'De meeste mensen lopen kreupel. Ik vast ook. Kom meteen mee, Sammy!'
'Hij kan niet veel tillen.'
'Hij kan toch wel getild worden?'
'Ik begrijp niet wat je bedoelt.'
'Het fornuis weegt niets', zei Hetty. 'Ik zou het zelf nog wel kunnen dragen als ik het goed
beet kon pakken. Kom Sammy!' Hetty liep het pad weer af en de jongen liep een eindje achter
haar aan, als op bevel. Toen stond hij stil en wierp een smekende blik achterom naar zijn
moeder. Haar gezicht stond ongerust. 'Oh Sammy, je wordt vast ziek', zei ze.
'Nee, hij wordt niet ziek', zei Hetty. 'Kom Sammy.'
Previous page Top Next page