Navigation bar
  Print document Start Previous page
 66 of 73 
Next page End 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
66
geen geldelijke beloning tegenover stond te aanvaarden, kon dit haar geen toegang
verschaffen. Op de een of andere manier had Hetty in het dorp niet zo'n beste naam gekregen.
Zij werd gezien als de doornstruik met scherpe doornen tussen de bonestaken of als een klein
wild dier met klauwen en ontblote tanden.
De mensen waren bang om haar bij zich op te nemen; zij had de reputatie dat ze altijd haar
eigen gang ging en nooit luisterde naar de stem van het gezag. 'Ik zou haar best op willen
nemen om mij het werk wat lichter te maken', zei de ziekelijke vrouw van een boer; 'maar
voorzover ik heb na kunnen gaan, zou ik er nooit zeker van zijn dat ik stroop bij de bonen
kreeg, of gist in mijn koeken met zure room, als zij het in haar hoofd haalde om er dat er niet
in te doen. Ik durf het risico niet te lopen.' Er deden verhalen de ronde over Hetty's macht over
de oude vrouw bij wie zij gewoond had. 'De oude mevrouw Grout durfde niet eens haar ziel
de hare te noemen', zeiden de mensen. Bovendien herhaalde men Hetty's scherpe, sarcastische
uitspraken; de juistheid daarvan stak hen. Iemand met zo'n tong wilden mensen niet in huis
hebben.
Hetty als koster - dat druiste in tegen al hun ideeën over gedragsregels in de kerk en over wat
in het algemeen gepast is; dat ze haar tent in het huis van de Heer had opgeslagen was bijna
heiligschennis; maar wat konden zij er aan doen? Drie maanden lang rukte Hetty op zondag
aan de klokketouwen; één keer luidde ze de doodsklok voor een oude man, en te oordelen
naar het geluid waren zijn lange kalme jaren in lichtzinnige ijlhoofdigheid voorbij gezweefd;
maar de mensen verdroegen het. Ze veegde en stofte het kerkje en zij versierde de muren met
haar kostbare borduurwerk. Dat het zo keurig en netjes was, droeg veel bij om de
ontevredenheid van de mensen te verminderen. Zij hadden een primitieve smaak. Hetty's
bedrevenheid in fijn borduurwerk werd erg bewonderd. Er werd vaak over haar wollen
bloemen gesproken en er waren jonge meisjes die ze probeerden na te maken. Zo hingen deze
kransen en boeketten van rode, blauwe en gele rozen en lelies tussen de kerkramen in; ze
waren daar aanvaardbaar, net als de afbeeldingen van heiligen in een kathedraal. Hetty hing
een geborduurd motto over de rand van de kansel; daarop zette zij het mooiste kunstwerk dat
ze had, een wit kruis van was met een slinger van klimoprank erop, overdekt met zilveren
ijsbloemen. Hetty bekeek dit kruis altijd met een soort ontzag; zij voelde zich over haar eigen
werk net zo onverantwoordelijk en verbaasd als een waar genie. Toen zij het op de kansel
zette, kon geen koningin die haar rijke kleren en juwelen in een toonkast uitstalt, haar in
uitbundige geestdrift overtreffen. 'Als ze dat zien zijn ze wel stil, denk ik', zei ze.
Maar hoewel de mensen Hetty's bewondering voor het kruis deelden, hadden zij hun twijfels.
Als zij er naar keken, hadden zij een tweede beeld voor ogen, dat van een kleine Maagd van
was op een altaar. Zij vroegen zich af of het niet naar paapsheid zweemde. Maar het kruis
bleef en de dominee stootte er niet tegenaan in zijn bewegingen.
Het was drie maanden nadat Hetty haar intrek in de kerk had genomen, en een week voor
Kerstmis toen het probleem werd opgelost. Hetty zelf had de oplossing bespoedigd. Op een
zateri dag kookte Hetty een maaltijd in de kerk en de volgende dag was de geur van raap en
kool sterk voor de kerkgangers waarneembaar. Ze snoven de lucht op en keken elkaar aan.
Dat de rechtmatige reuk van de heilige ruimte, van frisse pepermunt en wintergroen, de geur
van zondagse kleren, overstemd werd door de gewone keukenlucht van door-de-weekse
groenten was teveel voor hun gevoeligheid. Ze keken verontwaardigd naar Hetty om; ze zat
voor haar zonnebloemdeken, voelde zich prettig na de goede maaltijd van gisteren en straalde
bij de gedachte aan een groot bord eten voor haar zondagse maal in haar hoekje.
De arme Hetty at niet veel goede maaltijden. De ouderlingen gaven haar elke week een kleine
som gelds bij wijze van steun, die zij waardig in ontvangst nam als haar loon; bovendien had
ze een kleine voorraad in de kelders en keukens van de buren, slechte appels en oudbakken
brood en koek, waarvoor zij betaalde door aan hun dochters haar borduurkunst te leren. Voor
haar was de maaltijd van zaterdag een diner geweest: ze had een heus stuk varkensvlees
Previous page Top Next page